Herhalen Th 2 DNA

Herhalen Th 2 DNA
BS 5 mutaties
BS 6 Biotechnologie
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhalen Th 2 DNA
BS 5 mutaties
BS 6 Biotechnologie

Slide 1 - Tekstslide

Transcriptie en translatie vinden plaats in...
A
beide in de celkern
B
beide in het cytoplasma
C
transcriptie in celkern translatie in cytoplasma
D
translatie in celkern transcriptie in cytoplasma

Slide 2 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde van GROOT naar KLEIN
Cel
Celkern
Chromosoom
DNA
molecuul
Nucleotide
Stikstofbase

Slide 3 - Sleepvraag

Na het eten van veel koolhydraten wordt in het lichaam meer insuline geproduceerd. Dit is een wijziging in:
A
genotype
B
fenotype
C
genexpressie
D
sequentie

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de beste beschrijving van een stamcel?
A
Cel waaruit na deling een gespecialiseerde cel kan ontstaan
B
Een cel met een bepaalde functie
C
Cel die zich deelt en twee dochtercellen vormt.
D
De cel van een boom.

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide


Geef de 1 letter code van de aminozuren van dit eiwit.

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide


Geef de 1 letter code van de aminozuren van dit eiwit.

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide


Geef de 1 letter code van de aminozuren van dit eiwit.

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide


Geef de 1 letter code van de aminozuren van dit eiwit.

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide


Geef de 1 letter code van de aminozuren van dit eiwit.

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Bij c-DNA of Complementair DNA begin je met een stukje RNA. Wat is het verschil met 'gewoon' DNA?
A
Gewoon DNA ontstaat bij DNA replicatie en bij RNA transcriptie
B
Gewoon DNA ontstaat bij DNA replicatie, c-DNA ontstaat bij transcriptie
C
c-DNA maak je vanuit RNA (reverse transcriptie), gewoon DNA ontstaat bij DNA replicatie
D
Gewoon DNA ontstaat bij translatie, c-DNA ontstaat bij transcriptie

Slide 34 - Quizvraag