Werkwoordspelling les 2

Werkwoordspelling les 2
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling les 2

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Terugblik vorige les
  • Ik-vorm van het werkwoord
  • Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 2 - Tekstslide

terugblik vorige les

Slide 3 - Woordweb

Terugblik vorige les
- Werkwoorden zijn doe- woorden. Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt.
- Bij werkwoorden horen personen, dieren of dingen die iets doen: drinken, springen, zwemmen, lachen. 

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik vorige les
  • Veel woorden eindigen op de t-klank. Die t-klank schrijf je soms toch met een -d. Maar hoe weet je nou wanneer je een -t of een -d schrijft?

Zo schrijf je het einde op -t of -d:
  • Maak het woord langer door er -e, -en of eren achter te zetten.
  • Als je een -t hoort, schrijf je een -t aan het eind.
  • Als je een -d hoort, schrijf je een -d aan het eind. 

Slide 5 - Tekstslide

ik-vorm van het werkwoord
De ik-vorm is het woord dat in de tegenwoordige tijd achter 'ik' kom te staan. 

Zo schrijf je de ik-vorm van een werkwoord:
Hele werkwoord: denken - ik denk - de ik-vorm van denken = denk.

Slide 6 - Tekstslide

ik-vorm van het werkwoord
Let op!
De ik-vorm eindigt nooit op een v of een z. De ik-vorm eindigt ook nooit op twee dezelfde medeklinkers. 
- proeven: ik proef - de ik vorm van proeven = proef
- reizen: ik reis - de ik vorm van reizen = reis.
- zetten: ik zet - de ik vorm van zetten = zet.
- schudden: ik schud - de ik vorm van schudden = schut

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm? 
Wat is de persoonsvorm ook alweer?

Slide 8 - Tekstslide

Persoonsvorm
In elke zin staat één of meer werkwoorden. Eén van die werkwoorden is de persoonsvorm.
Zo vind je de persoonsvorm:
Boris en Erlijn gaan elke vrijdag naar basketbal. 
  • Maak van de zin een vraag. 
Gaan Boris en Erlijn elke vrijdag naar basketbal?
  • Verander de tijd van de zin. 
Boris en Erlijn gingen elke vrijdag naar basketbal. 

Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
Eén van de werkwoorden is een zin is de persoonsvorm. De persoonsvorm kan in de TT of VT staan. 

Slide 10 - Tekstslide

lachen
slapen
werken
1 persoon
ik-vorm
ik lach
ik slaap
ik werk
lach jij?
slaap jij?
werk jij?
ik-vorm +t
jij lacht
jij slaapt
jij werkt
hij/zij lacht
hij/zij slaapt
hij/zij werkt
meerdere personen
hele werkwoord
wij lachen
wij slapen
wij werken
jullie lachen
jullie slapen
jullie werken
zij/ze lachen
zij/ze slapen
zij/ze werken

Slide 11 - Tekstslide

Tijd om te oefenen
Pak je laptop erbij en ga naar Kahoot!

Slide 12 - Tekstslide