In elke zin staat één of meer werkwoorden. Eén van die werkwoorden is de
persoonsvorm.Zo vind je de persoonsvorm:
Boris en Erlijn gaan elke vrijdag naar basketbal.
- Maak van de zin een vraag.
Gaan Boris en Erlijn elke vrijdag naar basketbal?- Verander de tijd van de zin.
Boris en Erlijn
gingen elke vrijdag naar basketbal.