25-02 Paragraaf 1 Fictie

Socialiseren
Je pakt je laptop of je boek (methode). Tas op de grond. 

Deze laat je dicht tot na de instructie. 

timer
5:00
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Socialiseren
Je pakt je laptop of je boek (methode). Tas op de grond. 

Deze laat je dicht tot na de instructie. 

timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesopbouw
  • Voorstellen
  • Afspraken/SOM
  • Cijfers periodes 1 en 2 
  • Start onderdeel Fictie (Cursus 3) 
  • Leerdoelen
  • Opdrachten/verlengde instructie
  • Evaluatie les
  • Opruimen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afspraken
Je gedraagt je, zoals je dit ook van een ander verwacht. 
Wanneer je toch medeleerlingen/docent stoort:
1e keer: naam op het bord + mondelinge toelichting.
2e keer: streep achter je naam + mondelinge toelichting.
3e keer: naar het leerlingenpunt (gemiste tijd dezelfde dag inhalen).

Einde les (na de bel) herstelgesprek of afspraak hiervoor. 
Je hebt het uitstuurformulier serieus en naar waarheid ingevuld. Jouw mening is hierin belangrijk. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SOM
Je kijkt in SOM. 

In principe geen huiswerk; alleen ter voorbereiding (oefentoetsen) op toetsen of wanneer je de opdrachten niet afkrijgt/maakt tijdens de lessen Nederlands. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cijfers periode 1 en 2
Geen behaalde cijfers?

Nu periode 3 tot start periode 4 - 14 april

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cursus 3 - Fictie
Leerdoelen: 

Je weet het verschil tussen fictie en non fictie.
Je kunt bepalen in hoeverre personages en gebeurtenissen realistisch zijn. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructievideo methode

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunnen 
Je weet wat het verschil is tussen fictie en non-fictie.

Je weet wat het verschil is tussen realistisch en niet-realistisch.





 
Je kunt verschillende voorbeelden geven van fictie en non-fictie.

Je kunt in eigen woorden uitleggen of een verhaal meer of minder realistisch is.



Weten 

Slide 8 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Fictie of non-fictie
Fictie betekent verzonnen. Een schrijver heeft een verhaal bedacht. De personen uit het verhaal bestaan niet echt en de gebeurtenissen in het verhaal zijn niet echt gebeurd.

Non-fictie betekent niet verzonnen. Een schrijver schrijft over personen die echt bestaan en gebeurtenissen die echt gebeurd zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk boek is non-fictie?
A
Knolpower (Een boek van Enzo knol over zijn leven als vlogger.)
B
Spijt (Een boek van Carry Slee over een jongen die gepest wordt.)

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat je leest en bekijkt in boeken, tijdschriften, op internet en op de televisie, kun je verdelen in twee groepen:








Fictie en non-fictie
 1
Fictie
Non-fictie
Verzonnen verhalen zijn fictie
Teksten en beelden over de werkelijkheid vallen onder non-fictie

Slide 11 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Realistisch
 Wel verzonnen, maar kan gebeuren.
Bijvoorbeeld het boek Spijt van Carry Slee. In dit verhaal wordt een jongen gepest. Dit is een geloofwaardig, realistisch verhaal. 

Wel verzonnen, maar kan niet gebeuren.
Bijvoorbeeld een verhaal waarin dieren met elkaar praten. Dat is niet geloofwaardig.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhalen zijn altijd verzonnen. Toch is er veel verschil in de manier waarop schrijvers dingen verzinnen. 











Realistisch en niet-realistisch
 1
Realistisch
Niet-realistisch
Als een schrijver mensen en gebeurtenissen verzint die erg lijken op de werkelijkheid, noem je het verhaal realistisch. 
Als een schrijver een verhaal verzint met veel dingen die in werkelijkheid niet kunnen, dan is het verhaal niet-realistisch.

Slide 13 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Welke van de volgende boeken zijn realistisch?
A
Razend (Carry Slee)
B
Donald Duck
C
Harry Potter (J.K. Rowling)
D
Hoe overleef ik de brugklas? (Francine Oomen)

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees onderstaand fragment

Hij wil Maartje van alles vragen over de stad, maar dan dringt ineens tot hem door wat ze nog meer zei en hij vraagt: ‘Waarom woon je daar niet meer?’
Maartje legt de Jodenster op haar hand, strijkt die zorgvuldig glad en schuift de ster voorzichtig terug in de doos. ‘Ik moet hier blijven tot de oorlog voorbij is. Maar niemand mag weten dat ik Joods ben, anders word ik hier weggehaald door de moffen en naar Duitsland gebracht. En dan gaan oom Bart en tante Berb de gevangenis in.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is dit verhaal fictie of non - fictie?
Is dit verhaal realistisch of niet?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
Ga naar je digitale boek of je fysieke boek > cursus 3 Fictie.

Maak de opdrachten 1, 2 en 3
OF
Maak de opdrachten 4, 5 en 6

Maak opdracht 7.2 en 7.3


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evaluatie les
Wat heb je deze les gedaan en wat heb je geleerd?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opruimen
Schuif je stoel aan.
Wachten op de bel. 



Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies