Les 7 - Observeren

Observeren
passend bij opdracht 26 'Hoe inventariseer ik de wensen en behoeften van een kind?'

Examen 1, opdracht 4
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
ObserverenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Observeren
passend bij opdracht 26 'Hoe inventariseer ik de wensen en behoeften van een kind?'

Examen 1, opdracht 4

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
1. Vorige keer
     - Waarnemen, signaleren en interpreteren 
2. Wie ben ik?  
3. Theorie 4.1/4.2, 4.3
4. Vragen/ opmerkingen rondom opdracht 26 inventariseren wensen en behoeften
5. Volgende keer 

Slide 2 - Tekstslide

Eerst online indruk?

Slide 3 - Woordweb

Wat is je eerste fysieke indruk?

Slide 4 - Woordweb

4.1 Waarnemen, signaleren en interpreteren

Slide 5 - Tekstslide

4.1 Waarnemen, signaleren en interpreteren
Signaleren: het opmerken van bijzonderheden in gedrag.
  1. Bijvoorbeeld: Maartje werkt op een bso. Jasmijn is een van de kinderen die er elke week komt. Normaal gesproken is Jasmijn een heel vrolijk meisje. Vandaag komt ze heel stil binnen en gaat rustig aan een tafeltje zitten puzzelen. Maartje signaleert dat er een wijziging is in het gedrag van Jasmijn.

Slide 6 - Tekstslide

4.1 Waarnemen, signaleren en interpreteren
Interpreteren: je geeft betekenis aan de verzamelde informatie.
  1. Bijvoorbeeld: Sofie werkt op de peutergroep. Juul heeft een ongelukje gehad en Sofie helpt haar bij het wassen en aankleden. Tijdens het wassen valt het Sofie op dat Juul kortademig is. Ze lijkt het benauwd te hebben. Sofie bespreekt dit met haar collega’s. Naar aanleiding hiervan worden de ouders ingelicht tijdens het halen. 

               # Sofie heeft gesignaleerd: Juul heeft het benauwd ->           
                  geïnterpreteerd - > gehandeld.  

Slide 7 - Tekstslide

4.2 Observeren

Slide 8 - Tekstslide

4.2 Observeren
Waarnemen: altijd
Observeren: in een bijzondere situatie


Observeren:
  • Doelgericht
  • Volgens een bepaalde methode
  • Gaat altijd over gedrag
  • Objectief! (geen interpretaties)
  • Feiten

Slide 9 - Tekstslide

4.3 Observatietechnieken 
Participerend observeren = intern observeren
  • En actief in de groep en observeren
  • Twee dingen tegelijkertijd

    Valkuil:
  1. Je kunt zelf invloed uitoefenen op de situatie.

Waarom hiervoor kiezen:
  1. Vraagstelling niet concreet (meer informatie verzamelen)
  2. Praktische keuze (bemensing)

Slide 10 - Tekstslide

4.3 Observatietechnieken
Niet-participerend observeren = extern observeren
  • Je neemt niet deel aan de activiteiten.
  • Je richt je volledig op de observatie.

Waarom hiervoor kiezen:
  1. Complexe vraagstelling
  2. Geen invloed uitoefenen op de situatie
  3. Niet altijd haalbaar (bemensing)

Slide 11 - Tekstslide

Participerend observeren
Niet-participerend observeren

Slide 12 - Tekstslide

Heb je nog vragen/ opmerkingen wat betreft opdracht 26 inventariseren wensen en behoeften?

Slide 13 - Woordweb

Volgende keer: 4.4 Observatiemethoden
4.4 Observatiemethoden 

Slide 14 - Tekstslide