eerste les klas a2a

Welkom bij Nederlands 
klas a2a!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands 
klas a2a!

Slide 1 - Tekstslide

Welkom 
bij de eerste les Nederlands van 
mw. Coumou


bereikbaar: e.coumou@vmle.nl
bericht in Magister

Slide 2 - Tekstslide

Wat doen we deze les?

1.
 
Kennismaken: Stel via LessonUp een vraag aan mij, en beantwoord twee vragen van mij.
2. 
Bespreken periode 1
3
Spullen die je nodig hebt.
4
herhaling benoeming werkwoorden (grammatica woordsoorten).
theorie: koppelwerkwoord.
5
start Studyflow G3.1. 

Slide 3 - Tekstslide


Wat zou je van mij willen weten?

Slide 4 - Open vraag


Is er iets wat ik van jou moet weten weten?

Slide 5 - Open vraag


Hoe vond je het vak vorig schooljaar?

Slide 6 - Open vraag

periode 1

toetsen

  • so G3 en G4 studyflow (week 42, wg 2)
  • boekopdracht 1 (week 45, wg 2)
  • leesvaardigheid De Brug h1 en h.2 (pwwk 1, wg 4)


Slide 7 - Tekstslide

de stof

  • G3 en G4 Studyflow 
  • lezen van korte verhalen en voorbereiden boekopdr. 1 
  • schrijfvaardigheid 
  • leesvaardigheid De Brug h1 en h.2 (pwwk 1, wg 4)
  • poëzie


Slide 8 - Tekstslide

Dit neem je mee naar Nederlands:

  • opgeladen laptop
  • groot A4-schrift
  • Nieuw Nederlands (bij paragraaf LEZEN en als je het fijner vindt dan werken met de digitale methode)
  • leesboek


Slide 9 - Tekstslide


  • Kies vandaag/morgen een boek (Nederlands) en neem dat elke les mee.

  • Je leest een half uur bij één Nederlands per week.

  • Heb je tijd over in de lessen Nederlands dan lees je in je boek. Dat scheelt je veel leestijd thuis!


Slide 10 - Tekstslide

  • korte herhaling zelfstandig werkwoorden en hulpwerkwoord(en).

  • nieuwe stof: koppelwerkwoorden.



Slide 11 - Tekstslide

herhaling:
In een zin met een werkwoordelijk gezegde heb je één zelfstandig werkwoord (zww)  (belangrijkste werkwoord) en soms één of meer hulpwerkwoorden (hww).

  • Staat er één werkwoord in de zin dan is dat automatisch het zww.
  • Over een paar weken verandert ons schooladres.
                                               zww 

Slide 12 - Tekstslide

  • Staan er twee werkwoorden in de zin dan is de persoonsvorm (pv) het hulpwerkwoord hww.
  • Het andere werkwoord is dan het zww.

  • Over een paar weken gaat ons schooladres veranderen.                   hww
       zww                                      

Slide 13 - Tekstslide

  • Staan er drie werkwoorden in de zin dan is de persoonsvorm (pv) het hulpwerkwoord hww.
  • Je moet dan nog uitzoeken welk van de twee werkwoorden een hww is en welk het zww.
  • Je haalt de pv uit de zin en maakt een nieuwe zin met de andere werkwoorden. Je krijgt dan een nieuwe pv en dat is het hww. De ander is dan het zww.

Slide 14 - Tekstslide

  • Zij hebben hun huis flink laten verbouwen.
             hww

  • Zij laten hun huis flink verbouwen.
            hww                          zww

Staan er meer dan drie werkwoorden in, dan haal je de pv weg en maakt een zin met de overgebleven werkwoorden.
De nieuwe pv is hww.

Slide 15 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden komen voor in een naamwoordelijk gezegde (ng).

Een koppelwerkwoord is het belangrijkste werkwoord in een ng. (Net als een zww in een werkwoordelijk gezegde wg)

In een ng wordt er een zn of een bn gekoppeld aan het onderwerp in de zin.

Slide 16 - Tekstslide

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Zij heeft haar pen niet meer gevonden.
Over een paar weken is het alweer vakantie.
Van deze opdracht konden ze veel geleerd hebben
De mentoren willen hun leerlingen goed begeleiden.

Slide 17 - Sleepvraag

Vaak voorkomende koppelwerkwoorden:






Let op: deze werkwoorden kunnen ook hulpwerkwoorden zijn!
 


zijn
worden
blijven
blijken
lijken
schijnen
heten
voorkomen

Slide 18 - Tekstslide

/Mijn kat/ is /een prachtig beest/.   (is vorm van zijn)

ow                       mijn kat 
Wat is mijn kat? een prachtig beest
                                                   zn

Mijn kat / wordt / gek.  (wordt vorm van worden)
Wat wordt mijn kat                    gek
                                                    bn

Slide 19 - Tekstslide

hulpwerkwoord
koppelwerkwoord
Hij is bleek geworden.
Zij is een docent. 
Hij blijkt grappig te zijn.
Zij is een optimist gebleven.
De fietser werd misselijk.
Hij wil agent worden.

Slide 20 - Sleepvraag

  • Studyflow G3.1 lezen de uitleg

  • Maak daarna G3.1 (alleen I en II)

  • Neem donderdag een leesboek mee.


Slide 21 - Tekstslide