AF 7 Ademhalingsstelsel 2

• AFP
• MBO
• Studiejaar 1

6

Ademhalingsstelsel 2

TM module 7

1

ademhalingsstelsel

LEERDOELEN...

• Je noemt de bouw en functie van de bovenste en onderste luchtwegen en longen
• Je noemt de prikkels die ademhalen mogelijk maken
• Je omschrijft wat er in de longblaasjes gebeurt bij ademhalen

1

ademhalingsstelsel

LEERDOELEN...

• Je omschrijft wat er in de borstkas gebeurt bij ademhalen
• Je noemt kenmerken van de longfunctie

zuurstof uit de lucht is nodig om stoffen mee te verbranden...

• verbranding geeft energie

1.2 de werking van het ademhalingsstelsel

glucose is de stof, die mensen omzetten waardoor energie ontstaat...

• glucose + zuurstof = water + kooldioxide + energie (4 kCal)

1.2 de werking van het ademhalingsstelsel

cellen kunnen deze energie opslaan in pakketjes...

• deze pakketjes heten ATP
• wanneer energie nodig is wordt ATP omgezet waardoor de energie vrijkomt

1.2 de werking van het ademhalingsstelsel

in de longblaasjes worden zuurstof en kooldioxide uitgewisseld...

• de wand is van zeer dun dekweefsel

1.2.1 

gaswisseling

6 µm

de uitwisseling gebeurt door drukverschil...

• bij inademing gaat zuurstof naar het bloed
• bij uitademing gaat  kool-dioxide naar het longblaasje

1.2.1 

gaswisseling

longen voeren uit, maar het brein regelt het ademen...

• in de hersenstam zit het ademcentrum

1.2.2 het reguleren van de ademhaling

inademen is een actief proces, dan gebeuren er twee acties...

• het middenrif wordt plat
• de borstkas gaat omhoog
• de borstholte wordt groter
• lucht wordt in de longen gezogen

1.2.3

ademhalingsbewegingen

het middenrif (diafragma) is een spier, tussen borstholte en buikholte...

• middenrif ontspannen (bol)
• middenrif gespannen (plat)

1.2.3

ademhalingsbewegingen

uitademen is een passief proces, dan gebeuren er twee acties...

• het middenrif wordt bol
• de borstkas daalt
• de borstholte wordt kleiner
• lucht wordt uit de longen gezogen

1.2.3

ademhalingsbewegingen

de ademhaling zegt iets over een goede longfunctie...

• bij een ontspannen in- en uitademing (ademteug) wordt 500 ml lucht verplaatst
  

1.2.4

de longfunctie

ontspannen ademteug

lucht die iemand na een normale inademing nog extra kan inademen heet het maximale inademvolume (inspiratoir reservevolume)

1.2.4

de longfunctie

maximale inademvolume

inspiratoir reservevolume

alle lucht die iemand na een normale uitademing nog extra kan uitademen heet het maximale uitademvolume (expiratoir reservevolume)

1.2.4

de longfunctie

maximale uitademvolume

expiratoir reservevolume

alle lucht die iemand kan uitademen na een maximale inademing (en andersom) heet vitale capaciteit...

• het volume hangt af van geslacht, leeftijd en conditie
• VC zegt iets over de rek kracht van de longen

1.2.4

de longfunctie

vitale capaciteit

alle lucht die achterblijft na een maximale uitademing heet restvolume (residuvolume)

1.2.4

de longfunctie

restvolume

residuvolume

de dode ruimte is de hoeveelheid lucht die wordt ingeademd, maar niet meedoet met gaswisseling...

• de lucht komt niet verder dan de bronchiën
• bij de uitademing is dit er als eerste weer uit

1.2.4

de longfunctie

nu volgt een opdracht

1. je kijkt 45 seconden naar woorden en probeert ze te onthouden
2. de docent leest telkens één van deze woorden op en draait aan het rad
3. de genoemde student wijst het gevraagde aan op het grote scherm

Longblaasje

Luchtpijp

Bronchiole 

Neusholte

Middenrif

Stembanden

Hoofdbronchus

Trachea

Strotklepje

Longsegment

Bronchus

Longpoort

Mediastinum

Haarvaten

Bijholte

Huig

wijs aan...