Staal groep 8 blok 6 week 1 les 1

Staal groep 8 blok 6 week 1 les 1
Welkom!
Vandaag gaan we verschillende categorieën herhalen.
Vervolgens doen we een dictee en herhalen we werkwoordsvormen. Daarover krijg je aan het eind van de week een toets. Dus oefen ze nog eens heel goed!

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Staal groep 8 blok 6 week 1 les 1
Welkom!
Vandaag gaan we verschillende categorieën herhalen.
Vervolgens doen we een dictee en herhalen we werkwoordsvormen. Daarover krijg je aan het eind van de week een toets. Dus oefen ze nog eens heel goed!

Slide 1 - Tekstslide

klik op het speakertje

Welke categorie is de eerste klankgroep van het woord?
A
tropischwoord
B
komma-s meervoud
C
klankgroepenwoord
D
komma-s bezit

Slide 2 - Quizvraag

klik op het speakertje

Welke categorie is de tweede klankgroep van het woord?
A
tropischwoord
B
komma-s meervoud
C
klankgroepenwoord
D
komma-s bezit

Slide 3 - Quizvraag

De goede antwoorden was:
tosti's 
klankgroepenwoord en komma-s meervoud

Slide 4 - Tekstslide

klik op het speakertje

Wat is de juiste spelling van dit woord?
A
vakuüm
B
vacu-um
C
Vakuuüm
D
vacuüm

Slide 5 - Quizvraag

klik op het speakertje

Wat is de juiste spelling van dit woord?
A
havo-leerling
B
havoleerling
C
havo leerling
D
havöleerling

Slide 6 - Quizvraag

klik op het speakertje

Wat is de juiste spelling van dit woord?
A
argeoloog
B
archeoloog

Slide 7 - Quizvraag

klik op het speakertje

Wat is de juiste spelling van dit woord?
A
wandelent
B
wandelend

Slide 8 - Quizvraag

klik op het speakertje

Wat is de juiste spelling van dit woord?
A
dreummesen
B
dreummessen
C
dreumesen
D
dreumessen

Slide 9 - Quizvraag

Het goede antwoord was:
dreumesen
1e klankgroep dreu is een tweetekenklank en schrijf je zoals je het hoort.
2e klankgroep me is een onbeklemtoond meervoud, dus geen dubbel s. 

Slide 10 - Tekstslide

klik op het speakertje

Wat is de juiste spelling van dit woord?
A
advertentie
B
atvertensie
C
atvertentie
D
advertensie

Slide 11 - Quizvraag

Het goede antwoord was:
advertentie
1e klankgroep ad is een latijns voorvoegsel en schrijf je met een d.
laatste klankgroep tie is een politiewoord en schrijf je met een t. 

Slide 12 - Tekstslide

werkwoordspelling
Je krijg eind van de week toetsen over werkwoordspelling. 

Zorg dat je het volgende schema uit je hoofd kent en toe kunt passen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Welke werkwoordsvorm moet je kiezen?

Jij .................... nooit wat hij tegen mij zei. (raden)
A
raad
B
raadt
C
raat
D
raatt

Slide 15 - Quizvraag

Het goede antwoord
Jij ............. (raden)

tegenwoordige tijd

Jij     ->    stam + t

stam = raad

Jij raadt

Slide 16 - Tekstslide

Welke werkwoordsvorm moet je kiezen?

............. jij daar nou nooit gek van? (worden).
A
word
B
wort
C
wortd
D
wordt

Slide 17 - Quizvraag

Het goede antwoord
.............  jij? (worden)

tegenwoordige tijd

........ jij    ->     stam

stam = word

word jij

Slide 18 - Tekstslide

Welke werkwoordsvorm moet je kiezen?

............................................ de stampertjes elke dag op de vloer? (stampen).
A
stamptten
B
stampden
C
stampdden
D
stampten

Slide 19 - Quizvraag

Het goede antwoord
............................................ de stampertjes (stampen)

verleden tijd

........ zij    ->     stam + de/te

stam = stamp, eindigt op p, wel in 't kofschip X, dus -te, meervoud, dus met n

stampten de stampertjes

Slide 20 - Tekstslide

Welke werkwoordsvorm moet je kiezen?

.......................... jullie je netjes aan voor het kerstdiner? (aankleden).
A
kleedde
B
kleeden
C
kleedden
D
kleede

Slide 21 - Quizvraag

Het goede antwoord
.......................... jullie aan? (aankleden).

verleden tijd

........ jullie->     stam + de/te

stam= kleed, eindigt op d, niet in 't kofschip X, dus -de, meervoud, dus met n

kleedden jullie aan?

Slide 22 - Tekstslide

Welke werkwoordsvorm moet je kiezen?

Ik ............. gisteren zo snel mogelijk naar de winkel om het nieuwste spel te kopen. (sprinten).
A
sprinte
B
sprintte
C
sprindte
D
sprindten

Slide 23 - Quizvraag

Het goede antwoord
Ik .............  (sprinten).

verleden tijd

Ik ........... ->     stam

stam= sprint, eindigt op t, wel in 't kofschip X, dus -te, enkelv., dus zonder n

Ik sprintte

Slide 24 - Tekstslide

Welke werkwoordsvorm moet je kiezen?

Zij ............. hun eigen boterhammen met dikke lagen pindakaas. (beleggen).
A
belegde
B
belegdde
C
belegden
D
belegdden

Slide 25 - Quizvraag

Het goede antwoord
 Zij .............  (beleggen).

verleden tijd

Zij ........... ->     stam + de/te

stam= beleg, eindigt op g, niet in 't kofschip X, dus -de, meervoud, dus met n

Zij belegden.

Slide 26 - Tekstslide

Welke werkwoordsvorm moet je kiezen?

Wij hebben ons onze fout heel erg goed ............ .
(zich realiseren)
A
gerealiseert
B
gerealiseerd

Slide 27 - Quizvraag

Het goede antwoord
 Wij hebben ons  ............ .(zich realiseren)

voltooide tijd

Wij hebben ........... ->  ge +  stam + d/t

stam= realiseer, eindigt op r, niet in 't kofschip X, dus -d

Wij hebben ons gerealiseerd.

Slide 28 - Tekstslide

Welke werkwoordsvorm moet je kiezen?

Hij heeft .................. dat hij dat niet had moeten doen.
(beseffen)
A
beseft
B
besefd

Slide 29 - Quizvraag

Het goede antwoord
 Hij heeft .................. .(beseffen)

voltooide tijd

Hij heeft ........... ->  stam + d/t

stam= besef, eindigt op f (!), f ook in het hele ww, wel in 't kofschip X, dus -t

Hij heeft beseft.

Slide 30 - Tekstslide

het dictee!
Klik op het speakertje om het woord of de zin te horen.

Slide 31 - Tekstslide

het dictee
Klik op het speakertje.

Slide 32 - Open vraag

het dictee
Klik op het speakertje.

Slide 33 - Open vraag

het dictee
Klik op het speakertje.

Slide 34 - Open vraag

het dictee
Klik op het speakertje.

Slide 35 - Open vraag

het dictee
Klik op het speakertje.

Slide 36 - Open vraag

het dictee
Klik op het speakertje.

Slide 37 - Open vraag

Tremawoorden
De meeste woorden met een trema aan het eind van het meervoud krijgen een extra e, behalve de meervouden van porie, bacterie, kolonie, olie en het woord financiën.

Je kunt ook onthouden: wel een extra e als de klemtoon op de laatste klankgroep zit. Is dat niet het geval, dan geen extra e.

Slide 38 - Tekstslide

het werkboek

Slide 39 - Tekstslide

het werkboek

Slide 40 - Tekstslide

het werkboek

Slide 41 - Tekstslide

De 3 sterren opdracht.

Slide 42 - Tekstslide

Dit was de les!
Succes met het maken van alle opdrachten.
Vergeet de lessen op Gynzy niet.

Slide 43 - Tekstslide