stam= kleed, eindigt op d, niet in 't kofschip X, dus -de, meervoud, dus met n
kleedden jullie aan?
Slide 22 - Tekstslide
Welke werkwoordsvorm moet je kiezen?
Ik ............. gisteren zo snel mogelijk naar de winkel om het nieuwste spel te kopen. (sprinten).
A
sprinte
B
sprintte
C
sprindte
D
sprindten
Slide 23 - Quizvraag
Het goede antwoord
Ik ............. (sprinten).
verleden tijd
Ik ........... -> stam
stam= sprint, eindigt op t, wel in 't kofschip X, dus -te, enkelv., dus zonder n
Ik sprintte
Slide 24 - Tekstslide
Welke werkwoordsvorm moet je kiezen?
Zij ............. hun eigen boterhammen met dikke lagen pindakaas. (beleggen).
A
belegde
B
belegdde
C
belegden
D
belegdden
Slide 25 - Quizvraag
Het goede antwoord
Zij ............. (beleggen).
verleden tijd
Zij ........... -> stam + de/te
stam= beleg, eindigt op g, niet in 't kofschip X, dus -de, meervoud, dus met n
Zij belegden.
Slide 26 - Tekstslide
Welke werkwoordsvorm moet je kiezen?
Wij hebben ons onze fout heel erg goed ............ . (zich realiseren)
A
gerealiseert
B
gerealiseerd
Slide 27 - Quizvraag
Het goede antwoord
Wij hebben ons ............ .(zich realiseren)
voltooide tijd
Wij hebben ........... -> ge + stam + d/t
stam= realiseer, eindigt op r, niet in 't kofschip X, dus -d
Wij hebben ons gerealiseerd.
Slide 28 - Tekstslide
Welke werkwoordsvorm moet je kiezen?
Hij heeft .................. dat hij dat niet had moeten doen. (beseffen)
A
beseft
B
besefd
Slide 29 - Quizvraag
Het goede antwoord
Hij heeft .................. .(beseffen)
voltooide tijd
Hij heeft ........... -> stam + d/t
stam= besef, eindigt op f (!), f ook in het hele ww, wel in 't kofschip X, dus -t
Hij heeft beseft.
Slide 30 - Tekstslide
het dictee!
Klik op het speakertje om het woord of de zin te horen.
Slide 31 - Tekstslide
het dictee Klik op het speakertje.
Slide 32 - Open vraag
het dictee Klik op het speakertje.
Slide 33 - Open vraag
het dictee Klik op het speakertje.
Slide 34 - Open vraag
het dictee Klik op het speakertje.
Slide 35 - Open vraag
het dictee Klik op het speakertje.
Slide 36 - Open vraag
het dictee Klik op het speakertje.
Slide 37 - Open vraag
Tremawoorden
De meeste woorden met een trema aan het eind van het meervoud krijgen een extra e, behalve de meervouden van porie, bacterie, kolonie, olie en het woord financiën.
Je kunt ook onthouden: wel een extra e als de klemtoon op de laatste klankgroep zit. Is dat niet het geval, dan geen extra e.