1. Leven op het platteland

Welkom
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Slide 1 - Tekstslide


Christenen in het Romeinse Rijk

  • Het Christendom verspreidt zich snel in het Romeinse Rijk. 
  • De goede wegen en de aantrekkingskracht van het geloof zorgen ervoor dat veel mensen christen worden.
  • Christenen worden in het begin streng vervolgd.


Christenen gebruikten zelden het kruis als symbool. Ze gebruikte liever het Chi Rho-teken: de eerste twee letters van de naam Christus in het Grieks. De twee letters naast het teken zijn de alpha (α) en de omega (Ω): de eerste en laatste letter van het Griekse alfabet. Hiermee gaven ze aan dat Jezus het begin en het einde was.

Slide 2 - Tekstslide


Christenen in het Romeinse Rijk


Het Christendom verspreidt zich snel in het Romeinse Rijk. 
De goede wegen en de aantrekkingskracht van het geloof 
zorgen ervoor dat veel mensen christen worden.


De Grote Volksverhuizing tussen de 3e en 5e eeuw.
De Hunnen waren een stam uit Azië. Ze waren gevreesd omdat ze erg wreed zouden zijn. Europese stammen slaan op de vlucht en kunnen, nu de grenzen niet meer zijn bewaakt, het Romeinse Rijk binnentrekken.
De Vandalen kwamen helemaal tot aan Rome. Ze plunderden de stad een paar keer en roofden zelfs het goud van de tempeldaken. Het begrip vandalisme komt inderdaad van de plunderende Vandalen.
De Angelen en Saksen steken de Noordzee over en komen terecht in Engeland.
Veel namen van stammen kom je tegenwoordig nog steeds tegen in namen van landen en streken: Franci (Frankrijk), Alemanni (Duitsland, in het Frans: Allemange), Bavarii (Beieren), enz.

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet jij eigenlijk
van de middeleeuwen?

Slide 4 - Woordweb

Eerst de naam: 
De Middeleeuwen

  • De tijd na het Romeinse Rijk (Oudheid) en vóór de Nieuwe Tijd.

  • Het ligt in het midden van die twee perioden: tussenperiode

  • Ongeveer tussen 500 en 1500

  • Vroege Middeleeuwen: 500-1000
  • Late Middeleeuwen: 1000-1500

Slide 5 - Tekstslide

Tijd van Grieken en Romeinen
(500 v. Chr. - 500 n. Chr.)
Tijd van Monniken en Ridders
(500-1000)
(Vroege Middeleeuwen)
Tijd van Steden en Staten
(1000-1500)
(Late Middeleeuwen)
1492: Columbus 'ontdekt' Amerika
(Einde van de Middeleeuwen)
⚓️
476: Val van het West-Romeinse Rijk
(Begin van de Middeleeuwen)
🔥
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
(1500-1600)
Tijd van Regenten en Vorsten
(1600-1700)
Tijd van Pruiken en Revoluties
(1700-1800)

Slide 6 - Tekstslide


Onrustige tijden in Europa
500-800



  • Na de val van het West-Romeinse Rijk waren er veel oorlogen
  • Reizen was gevaarlijk en de meeste mensen leefden in dorpjes.

  • Grote steden, zoals Rome, waren er niet (meer)

Slide 7 - Tekstslide

Onveilige tijd
  • Tijdens de volksverhuizingen plunderden Germaanse volken steden in het West-Romeinse Rijk: onveilig.
  • Op de wegen tussen de steden was het ook niet veilig: oorlogen en rondzwervende rovers.
  • Wegen werden niet meer onderhouden: handel verdween.
  • Veel mensen vertrokken naar het platteland: veiliger en meer voedsel.

Slide 8 - Tekstslide

Tijd van monniken en ridders (500 - 1000)
In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen hoe edelen hun grondgebied organiseerden en bestuurden, en hoe het leven van de boeren er uit zag.

Slide 10 - Tekstslide

Platteland 
  • Om veilig op het platteland te kunnen wonen, zochten veel kleine boeren bescherming bij een grotere boer in de buurt.
  • In ruil voor die bescherming moesten de kleine boeren hun grond afstaan aan de machtige boer.
  • Zo kregen sommige boeren veel grond in bezit: ze werden heer van een domein. 
  • De boeren werden horigen.

Slide 11 - Tekstslide

Hofstelsel
  • Een dorp met landbouwgrond heette een domein

  • De heer, bijvoorbeeld een ridder, was de baas van een domein: alle grond was van hem.

  • Hij woonde soms in een donjon, een soort kasteel en soms in een vroonhof, de grote boerderij van de heer in het dorp

Slide 12 - Tekstslide

Hofstelsel
  • In het hofstelsel was het domein in twee stukken verdeeld.

  • Het ene deel van de grond was verpacht (verhuurd) aan horige boeren voor eigen opbrengst. Zij moesten een deel van opbrengst als pacht (belasting) betalen)

  • De opbrengst van het andere deel was volledig van de heer.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Een donjon, of mottekasteel, was een versterkte wachttoren. Hier woonde de heer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden, onontgonnen gebied en bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de heer. De wapenuitrusting moesten ze zelf betalen.
Meestal moesten de vrije boeren ook pacht betalen.
De akkers van de heer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was. Overigens moesten ze hun pacht ook weer van deze opbrengst betalen.
Het vroonhof was de boerderij (hoeve) van de heer. Hier woonde de heer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast een vroonhof woonden de horige boeren in geval van gevaar, zoals oorlog.
Bij het vroonhof waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten het vroonhof
Met het hofstelsel bedoelen we het hele systeem (stelsel) van heren en horigen, inclusief de pacht en de herendiensten.

Slide 15 - Tekstslide


Het drieslagstelsel

  • Als landbouwgrond elk jaar wordt gebruikt, dan wordt de grond onvruchtbaar, waardoor de oogst steeds minder werd.
  • Met het drieslagstelsel werd de grond verdeeld in drie stukken, 
  • waarbij elk jaar één stuk grond niet gebruikt werd (braak). 

  • Hierdoor kon de grond herstellen en werd de opbrengst hoger.

Slide 16 - Tekstslide

Braak
🐄
Zomergraan
🏖
Hoe werkt het drieslagstelsel?
Jaar 1 
Jaar 2 
Jaar 3 
Wintergraan
☃️
Zomergraan
🏖
Braak
🐄
Wintergraan
☃️
Braak
🐄
Wintergraan
☃️
Zomergraan
🏖

Slide 17 - Tekstslide

Veel plichten,
weinig rechten
  • Iedereen op het domein van de heer hoorde bij het domein
  • De boeren waren horigen van de heer: ze moesten gehoorzaam zijn
  • Om op de grond van de heer te kunnen wonen, moest je pacht betalen.
  • De horigen waren ook verplicht om herendiensten, klusjeste doen.
  • Een horige moest overal toestemming voor vragen, ook om te trouwen

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Wie was de baas van een domein?
A
Een horige
B
Een vrije boer
C
Een heer
D
De Romeinse keizer

Slide 20 - Quizvraag

Waaruit bestond een domein?
A
Huizen van horigen
B
Hoeve van de heer
C
Landbouwgrond
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 21 - Quizvraag

In het hofstelsel:
A
geeft de heer bescherming aan de horige
B
moesten horigen herendiensten verrichten
C
geeft de horige een deel van de opbrengst van het land aan de heer
D
helpt de heer de horige op het land tijdens de oogsttijd

Slide 22 - Quizvraag

Het hofstelsel had als voordeel dat 'hij' zelf niet op het land hoefde te werken.

Wie is in bovenstaande zin 'hij'?
A
Een horige
B
Een heer

Slide 23 - Quizvraag

Hoe noemen we de klusjes die de horige moest doen voor de landheer?
A
Slavenarbeid
B
pacht
C
klusjes
D
herendiensten

Slide 24 - Quizvraag

Wat zijn herendiensten?
A
Zo af en toe eens op bezoek gaan bij de heer
B
Klusjes doen voor de heer of het klooster
C
Gratis op het land van de heer wonen
D
Bescherming geven aan de horigen

Slide 25 - Quizvraag

Deze boer moest veel herendiensten doen en mocht niet van het domein af:
A
Horige boer
B
Vrije boer

Slide 26 - Quizvraag

Welke plicht had een vrije boer?
A
In oorlogstijd op het land van de koning werken
B
In oorlogstijd in het leger van de koning vechten

Slide 27 - Quizvraag

Heren hadden voorrechten.
Noem er 1

Slide 28 - Open vraag

Zelfstandig werken
Wat? Maken opdrachten paragraaf 1
Opdracht:  Alle opdrachten
Hoe? In stilte! (Zs)
Hoe lang? Rest van de les.
Hulp? Je mag de docent vragen stellen.
Klaar?  Lezen paragraaf 2

Slide 29 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen hoe edelen hun grondgebied organiseerden en bestuurden, en hoe het leven van de boeren er uit zag.

Slide 30 - Tekstslide