Dagbesteding les 4

Dagbesteding 
les 1
Dagbesteding Les 4
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Dagbesteding 
les 1
Dagbesteding Les 4

Slide 1 - Tekstslide

Programma 

  • Herhaling vorige les
  • Behandelen theorie; vaardigheden van een beroepskracht, methodische cyclus
  • Vragen?


Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les :

  • Weet je welke vaardigheden een beroepskracht dient te hebben
  • Ken je de methodische cyclus

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog van vorige les?
Even herhalen...

Slide 4 - Tekstslide

Over welke 5 benaderingen hebben we het vorige les gehad?

Slide 5 - Open vraag

Hersengebieden kun je beinvloeden door medicijnen, technieken, operaties, oefeningen.
Veel waarde wordt gehecht aan het aangeboren vermogen van de mens om te willen groeien en ontwikkelen. 
Waarden, informatie en algemene opvattingen spelen een rol in het gedrag. Er kunnen cognitieve conflicten ontstaan. De mens kan denken, een dier niet. 
Gedrag is aangeleerd. Ons gedrag wordt beinvloedt door de omgeving. 
Deze benadering deelt de menselijke persoonlijkheid in 3 delen. 
Kies ik voor wat ik wil (en lekker vind) of kies ik voor wat kan en mag?
Psychodynamische benadering
Behavioristische benadering 
Cognitieve benadering 
Humanistische benadering
Biologische benadering

Slide 6 - Sleepvraag

Zet de juiste tekst bij elkaar
Beginsituatie
Doelstelling
Kerninstructie
Voordoen, samen doen, nadoen
Instructiemateriaal
Evaluatie
Wat weet de cliënt?
Waar wil je naar toe?
Heb je een stappenplan of oefenmateriaal nodig?
Heb jij je doel bereikt? 
Wat vertel ik, wat laat ik de cliënt zelf uitzoeken?
Werk ik kleine stappen

Slide 7 - Sleepvraag

De hulpvraag omschrijft de wensen van de cliënt, niet van de samenleving en de instelling
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Vaardigheden van een beroepskracht 
Een vaardigheid is opgebouwd uit 4 componenten
  • De cognitieve component
  • De motorische component
  • De sociaalpsychologische component
  • De handelingscomponent

Slide 9 - Tekstslide

De cognitieve component
Kennis die nodig is...
Om te begrijpen hoe je handelingen moet uitvoeren
Waarom je de handelingen zo moet uitvoeren
Bewust zijn welk resultaat je moet bereiken

Slide 10 - Tekstslide

De motorische component 
Je weet hoe je handelingen moet uitvoeren, in welke volgorde
Het gaat als vanzelf (zonder er nog bij na te denken)
Het is een gedragspatroon (automatisme) 

Slide 11 - Tekstslide

De sociaalpsychologische component
Dit is het aanleren van de durf en het zelfvertrouwen om handelingen toe te passen in de praktijk

Slide 12 - Tekstslide

De handelingscomponent
Als je vaardigheden beheerst, moet je deze in verschillende situaties zorgvuldig, snel en flexibel kunnen toepassen

Slide 13 - Tekstslide

Cognitieve component
A
kennis die je nodig hebt om te begrijpen hoe en waarom je iets doet
B
het uitvoeren van de handeling is automatisme
C
je durft de handeling in de praktijk toe te passen
D
je kunt de handeling in verschillende situaties toepassen

Slide 14 - Quizvraag

motorische component
A
kennis die je nodig hebt om te begrijpen hoe en waarom je iets doet
B
het uitvoeren van de handeling is automatisme
C
je durft de handeling in de praktijk toe te passen
D
je kunt de handeling in verschillende situaties toepassen

Slide 15 - Quizvraag

sociaal psychologische component
A
kennis die je nodig hebt om te begrijpen hoe en waarom je iets doet
B
het uitvoeren van de handeling is automatisme
C
je durft de handeling in de praktijk toe te passen
D
je kunt de handeling in verschillende situaties toepassen

Slide 16 - Quizvraag

Handelingscomponent
A
kennis die je nodig hebt om te begrijpen hoe en waarom je iets doet
B
het uitvoeren van de handeling is automatisme
C
je durft de handeling in de praktijk toe te passen
D
je kunt de handeling in verschillende situaties toepassen

Slide 17 - Quizvraag

Methodische cyclus
Beginsituatie: 
- Gericht informatie verzamelen

Er is een  verschil in directe informatie                                                  en indirecte informatie. 

Slide 18 - Tekstslide

Op welke manier kun je informatie verzamelen over de cliënt?

Slide 19 - Woordweb

Stap 1: Beginsituatie
Eerste indruk : een warm welkomstgevoel laten ervaren --> veiligheid is een basisvoorwaarde. 
Voorinformatie:  is er al een dossier? 
De hulpvraag: deze is leidend. 



Slide 20 - Tekstslide

Beginsituatie
Gericht observeren
- Hoe maakt hij contact in de groep? 
- Hoe reageert de groep op hem? 
- Hoe maakt hij contact met het materiaal, de opdracht?
- Wat zijn mogelijkheden (en onmogelijkheden) m.b.t emotionele en cognitieve vaardigheden
- Zijn er bijzondere gedragingen 
-  Welke nog meer? 

Slide 21 - Tekstslide

Impliciete hulpvraag:

Onuitgesproken, maar latent aanwezig veronderstelde hulpvraag
Expliciete hulpvraag:

Uitdrukkelijk uitgesproken hulpvraag

Slide 22 - Tekstslide

Soorten informatie lijsten
Doel: het verkrijgen van extra informatie van en over een cliënt. 

- Intakelijst aan de hand van de levensloop; 
- Open intakelijst; 
- Hulpvraaggerichte intakelijst. 


Slide 23 - Tekstslide

Analyse van de beginsituatie
Alle Informatie ordenen en de inhoud moet juist worden geïnterpreteerd. 

--> het doel is om te komen tot een doelformulering en een aansluitende activiteitenkeus. 

Slide 24 - Tekstslide

Stap 2: Doelen formuleren

Samen met de cliënt bepaal je waar je uit wilt komen. 
Doelen geven richting aan je handelen. 

Er zijn hoofddoelen en werkdoelen te onderscheiden. 
Smart formuleren


Slide 25 - Tekstslide

Stap 3: Plan voorbereiden
Doorloop de 6 ' W's'
1) Om wie gaat het?
2) Waarom vindt de activiteit plaats?
3) Wat vindt er precies plaats?
4) Welke activiteiten zijn er nodig (waarmee) ? 
5) In welke omgeving vindt de activiteit plaats (waar)? 
6) Het tijdstip, de duur en de frequentie (wanneer)? 

Slide 26 - Tekstslide

Stap 4 Plan uitvoeren
De activiteit is het middel om je doel te bereiken, nooit het doel op zich. 

Tijdens de activiteit: Observeren, signaleren en durven bij te stellen. 

Slide 27 - Tekstslide

Stap 5: Evalueren 
Evalueren is een waardebepaling. Je blikt terug en je kijkt vooruit. 
Je gaat na hoe het hele proces vanaf de beginsituatie tot en met de uitvoering van de activiteit is verlopen.
Evaluatievragen
- De beginsituatie
- Doelformulering en formulering van concreet gedrag
- Keuze van activiteit
- Mijn begeleiding
- De uitvoering van de activiteit
 - Conclusies trekken 


Slide 28 - Tekstslide

Zijn er vragen?

Slide 29 - Tekstslide