7.7: in de file

7.7: in de file
Aan het einde van de les kan je vertellen waarom je te laat bent op je werk. 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

7.7: in de file
Aan het einde van de les kan je vertellen waarom je te laat bent op je werk. 

Slide 1 - Tekstslide

Dit is de provincie...
A
Zuid-Holland
B
Limburg
C
Zeeland
D
Flevoland

Slide 2 - Quizvraag

noorden
A
de
B
het

Slide 3 - Quizvraag

Noord
Zuid
Oost
West

Slide 4 - Sleepvraag

de collega
  • Je werkt samen 
  • Bijvoorbeeld in de Action of Albert Heijn
  • de collega - de collega's
  • Zin: Ik werk in de Action. Ik heb daar veel collega's.

Slide 5 - Tekstslide

prima
  • heel goed
  • zin: Hoe gaat het? Prima!
  • zin: Jullie hebben de toets prima gemaakt. 
31

Slide 6 - Tekstslide

de file
Lange rij met auto's 
op de weg.

Zin: Mevrouw Arslan staat soms in de file. 


Slide 7 - Tekstslide

snappen
  • begrijpen 
  • weten waarom
  • werkwoord
  • ik snap - wij snappen
  • zin: Hij snapt er niks van.
  • zin: Wij snappen waarom we naar school gaan.

Slide 8 - Tekstslide

denken
  • je hersens gebruiken
  • werkwoord
  • ik denk - wij denken
  • Zin: Ik denk altijd goed na.
  • Zin: Ik moet aan mijn oma denken.

Slide 9 - Tekstslide

doorgeven

laten weten / vertellen

Zin: Ik wil even doorgeven dat ik morgen iets later op school ben.


Slide 10 - Tekstslide

 te laat
  • niet op tijd
  • laat <---> vroeg
  • zin: Ik ben te laat op school.
  • zin: De docent gaat laat naar huis.

Slide 11 - Tekstslide

alvast 
  •  nu al;
  • voor iets anders;
  • heeft met tijd te maken
  • Zin: Ik ga alvast mijn toets leren. Dan heb ik tijd genoeg.

Slide 12 - Tekstslide

de plek
  • een plaats
  • een ruimte
  • zin: De slaapkamer is de plek om te slapen. 
  • zin: Er is geen plek meer voor deze spullen.

Slide 13 - Tekstslide

onderweg 
  • Tijdens de reis;
  • Als je van de ene plaats naar de andere plaats gaat;
  • Zin: Wij zijn met de auto onderweg naar Frankrijk.
  • Zin: Ik ben al onderweg naar het centrum. Ik kom eraan!

Slide 14 - Tekstslide

straks
  • later
  • duurt nog even
  • zin: Straks mogen we naar huis.
  • zin: We gaan straks een toets maken. 

Slide 15 - Tekstslide

Maak een zin.

Slide 16 - Open vraag