quiz verkleinwoorden

verkleinwoord van gitaar
A
gitaartje
B
gitaarje
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

verkleinwoord van gitaar
A
gitaartje
B
gitaarje

Slide 1 - Quizvraag

verkleinwoord van cadeau
A
cadeauje
B
cadeautje

Slide 2 - Quizvraag

schrijf het verkleinwoord van lading

Slide 3 - Open vraag

verkleinwoord van pudding

Slide 4 - Open vraag

is het
A
boterhammetje
B
broterhammetje
C
boterhammentje
D
boterhampje

Slide 5 - Quizvraag

verkleinwoord van glas

Slide 6 - Open vraag

verkleinwoord van auto
A
autotje
B
autootje

Slide 7 - Quizvraag

ring

Slide 8 - Open vraag

creme

Slide 9 - Open vraag

Regels verkleinwoorden
Zelfstandig naamwoord    +
-je
-tje
-etje
Maaaaaaaaaaaaar... de klank moet hetzelfde blijven dus soms:
Agenda -  agendaatje (wordt de letter langer a -aa)
Pop - poppetje (herhaling van een letter p - pp)

Slide 10 - Tekstslide

Verkleinwoorden regels:
na de letter M -> pje
Boom - boompje
de letter NG -> NK
Beloning - beloninkje
de letter É -> eetje
Café - cafeetje
de letter Y -> 'tje
Baby - baby'tje

Slide 11 - Tekstslide

Tjaaaaaa, toch nog 1 regel ...
Na een afkorting -> je of tje
Dus...
sms - smsje
dvd - dvdtje

Slide 12 - Tekstslide