MH2 K3 Oefentoets Lektion 1-6

MH2 K3 Oefentoets Lektion 1-6
Kapitel 3: Lernbox - voeding - naamvallen (met 3e erbij)- meewerkend voorwerp -  schema's -  du of Sie - 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

MH2 K3 Oefentoets Lektion 1-6
Kapitel 3: Lernbox - voeding - naamvallen (met 3e erbij)- meewerkend voorwerp -  schema's -  du of Sie - 

Slide 1 - Tekstslide

Übersetze: Das Fleisch schmeckt mir nicht ohne (Salz).

Slide 2 - Open vraag

Übersetze: Ich bleibe heute (zu Hause).

Slide 3 - Open vraag

Übersetze: Heute gibt es (pasta).

Slide 4 - Open vraag

Übersetze: (Eet smakelijk!)

Slide 5 - Open vraag

Übersetze: (Ik heb zin in fruit.)

Slide 6 - Open vraag

Übersetze: Soll ich dir die Innenstadt von Wien (zeigen)?

Slide 7 - Open vraag

Übersetze: Ich habe das Rezept in der (Zeitung) gelesen.

Slide 8 - Open vraag

Wat klopt voor MANNELIJK 1e - 3e - 4e naamval?
A
die - der - die
B
das - dem - das
C
der - dem - den
D
die - den - die

Slide 9 - Quizvraag

Wat klopt voor VROUWELIJK 1e - 3e - 4e naamval?
A
die - der - die
B
das - dem - das
C
der - dem - den
D
die - den - die

Slide 10 - Quizvraag

Wat klopt voor ONZIJDIG 1e - 3e - 4e naamval?
A
das - den - das
B
ein - ein - einem
C
das - ein - das
D
ein - einem - ein

Slide 11 - Quizvraag

Vul in: D.. Mann gibt d.. Frau ein.. Kuss.
A
der - der - ein
B
der - der - einen
C
der - die - einen
D
der - dem - ein

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de juiste uitgang?
Dies.. Hamburger (m) kann ich nicht mehr essen.
A
er
B
e
C
en
D
em

Slide 13 - Quizvraag

du of Sie?
een oudere vrouw op straat

Slide 14 - Open vraag

du of Sie?
Een leeftijdsgenoot werkt in de winkel en je vraagt haar/hem iets.

Slide 15 - Open vraag

Ich kaufe meiner Mutter eine Torte.
Wat is het ow?

Slide 16 - Open vraag

Wie hieß die berühmte österreichische Kaiserin,
über die viele Filme gemacht wurden?
Kaiserin ..........

Slide 17 - Open vraag

Wat hoort bij het gerecht "Kaiserschmarren"?
A
Käse
B
Senf
C
Pfannkuchen
D
Schokoladenkuchen

Slide 18 - Quizvraag

Ich kaufe meiner Mutter eine Torte.
Wat is het mv?

Slide 19 - Open vraag

Ich kaufe meiner Mutter eine Torte.
Wat is het lv?

Slide 20 - Open vraag

Welk antwoord klopt m.b.t. het onderwerp, het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp?
A
ow= 1e, lv = 1e, mv = 3e
B
ow = 1e, lv = 4e, mv = 4e
C
ow = 1e, lv = 3e, mv = 4e
D
ow = 1e, mv = 3e, lv = 4e

Slide 21 - Quizvraag

Welke zin is de juiste vertaling?
(In het weekend zijn er altijd verse broodjes.)
A
Am Wochende gibt es immer frische Brötchen
B
Im Wochenende gibt es immer frische Brötchen
C
Am Wochenende gibt es immer frische Brötchen
D
Im Wochenende gibt es immer frische Brötchen

Slide 22 - Quizvraag