grammatica les 3: lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp
1 / 26
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
0
Slide 5 - Video
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Schrijf het onderwerp en het lijdend voorwerp op.
1. Volgens de muziekleraar heeft een van mijn klasgenoten een mooi muziekstuk gecomponeerd.
Schrijf het onderwerp en het lijdend voorwerp op.
1. Volgens de muziekleraar heeft een van mijn klasgenoten een mooi muziekstuk gecomponeerd.
Slide 8 - Open vraag
Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Schrijf het onderwerp en het lijdend voorwerp op.
2. De broers van de bruid versierden met heel veel plezier
het pad naast het huis.
Schrijf het onderwerp en het lijdend voorwerp op.
2. De broers van de bruid versierden met heel veel plezier
het pad naast het huis.
Slide 9 - Open vraag
Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Schrijf het onderwerp en het lijdend voorwerp op.
3. In de zomervakantie heeft de oma van Joyce allerlei kleurige kleden geweven.
Schrijf het onderwerp en het lijdend voorwerp op.
3. In de zomervakantie heeft de oma van Joyce allerlei kleurige kleden geweven.
Slide 10 - Open vraag
Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Schrijf het onderwerp en het lijdend voorwerp op.
4. Welk voetbalteam heeft in deze wedstrijd de meeste gele kaarten gekregen?
Schrijf het onderwerp en het lijdend voorwerp op.
4. Welk voetbalteam heeft in deze wedstrijd de meeste gele kaarten gekregen?
Slide 11 - Open vraag
Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Schrijf het onderwerp en het lijdend voorwerp op.
5. Miljoenen kijkers hebben de eerste aflevering van de nieuwe detectiveserie bekeken.
Schrijf het onderwerp en het lijdend voorwerp op.
5. Miljoenen kijkers hebben de eerste aflevering van de nieuwe detectiveserie bekeken.
Slide 12 - Open vraag
Verdeel de volgende zin in zinsdelen.
Schrijf het onderwerp en het lijdend voorwerp op.
6. Rekenen jullie deze som op de goede manier uit?
Schrijf het onderwerp en het lijdend voorwerp op.
6. Rekenen jullie deze som op de goede manier uit?
Slide 13 - Open vraag
Zit er in de volgende zin een lijdend voorwerp?
Van mijn ouders moet ik altijd ook de laatste restjes opeten.
Van mijn ouders moet ik altijd ook de laatste restjes opeten.
A
Ja
B
Nee
Slide 14 - Quizvraag
Zit er in de volgende zin een lijdend voorwerp?
In New York viel een glazenwasser tijdens het werk met bakje en al zeshonderd meter naar beneden.
In New York viel een glazenwasser tijdens het werk met bakje en al zeshonderd meter naar beneden.
A
Ja
B
Nee
Slide 15 - Quizvraag
Zit er in de volgende zin een lijdend voorwerp?
De hardloopster wil haar record tijdens de Europese kampioenschappen zeker
verbeteren.
De hardloopster wil haar record tijdens de Europese kampioenschappen zeker
verbeteren.
A
Ja
B
Nee
Slide 16 - Quizvraag
Zit er in de volgende zin een lijdend voorwerp?
Het linkerbeen van Noury is bij een val tijdens het mountainbiken op twee plaatsen
gebroken.
Het linkerbeen van Noury is bij een val tijdens het mountainbiken op twee plaatsen
gebroken.
A
Ja
B
Nee
Slide 17 - Quizvraag
Zit er in de volgende zin een lijdend voorwerp?
Om kwart voor acht vanmorgen moesten de treinreizigers een uur op de trein uit
Groningen wachten.
Om kwart voor acht vanmorgen moesten de treinreizigers een uur op de trein uit
Groningen wachten.
A
Ja
B
Nee
Slide 18 - Quizvraag
Zit er in de volgende zin een lijdend voorwerp?
De automonteur vergat het lampje van de rechterkoplamp te vervangen.
De automonteur vergat het lampje van de rechterkoplamp te vervangen.
A
Ja
B
Nee
Slide 19 - Quizvraag
Hoe vind je het meewerkend voorwerp in een zin?
Slide 20 - Open vraag
Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Zij heeft hem het nieuwtje al verteld.
Zij heeft hem het nieuwtje al verteld.
Slide 21 - Open vraag
Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Ik schenk mijn vriendin een armbandje.
Ik schenk mijn vriendin een armbandje.
Slide 22 - Open vraag
Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Wie heeft de atlas aan haar geleend?
Wie heeft de atlas aan haar geleend?
Slide 23 - Open vraag
Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Ik geef juf een dikke zoen
Ik geef juf een dikke zoen
Slide 24 - Open vraag
Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Wil je mij de vraag voorlezen?
Wil je mij de vraag voorlezen?
Slide 25 - Open vraag
Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Mijn broer mailde Eefje een leuke foto.
Mijn broer mailde Eefje een leuke foto.
