16-5 Taalverzorging 1 t/m 3

Taalverzorging hoofdstuk 1 t/m 3 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

Taalverzorging hoofdstuk 1 t/m 3 

Slide 1 - Tekstslide

1. Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet:

renate vroeg aan de verkoopster heeft u deze spijkerbroek ook in een grotere maat

Slide 2 - Open vraag

2. Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet:

toen de chocoladetaart klaar was aten we hem meteen op


Slide 3 - Open vraag

3. Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet:

tegen de politieagent zei thomas dat hij het rode verkeerslicht niet gezien had

Slide 4 - Open vraag

4. Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet:

hardlopen hoogspringen en verspringen kan fred goed maar kogelstoten lukt hem niet

Slide 5 - Open vraag

5. Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet:

donna kwam te laat op school want ze had de bus gemist

Slide 6 - Open vraag

6. Zijn alle hoofdletters en leestekens in de zin juist of onjuist toegepast?

De appelkweker zei: deze appels smaken friszuur.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

7. Zijn alle hoofdletters en leestekens in de zin juist of onjuist toegepast?

‘Wat vind jij van mijn nieuwe kapsel?’ informeerde Annieks moeder.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

8. Zijn alle hoofdletters en leestekens in de zin juist of onjuist toegepast?

‘Patrick antwoordde dat hij gek is op Afrikaanse schilderkunst.’

A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

9. Zijn alle hoofdletters en leestekens in de zin juist of onjuist toegepast?

‘We willen nog meer horen’, gilde het enthousiaste publiek naar de band!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

10. Noteer de persoonsvormen en de onderwerpen van de samengestelde zinnen.


Claire had de opdracht voor wiskunde niet gemaakt, omdat ze het afgelopen weekend moest werken.
pv ____________________________en ________________________________
ow ____________________________en ________________________________

Slide 11 - Open vraag

11. Noteer de persoonsvormen en de onderwerpen van de samengestelde zinnen.


Als je te hard in de bebouwde kom rijdt, loop je het risico een boete te krijgen.
pv ____________________________en ________________________________
ow ____________________________en ________________________________

Slide 12 - Open vraag

12. Noteer de persoonsvormen en de onderwerpen van de samengestelde zinnen.


Wanneer de wintertijd aanbreekt, gaat de klok een uur terug.
pv ____________________________en ________________________________
ow ____________________________en ________________________________

Slide 13 - Open vraag

13. Welke van de volgende zinnen zijn géén samengestelde zinnen?

A Wietske had haar moeder graag iets moois willen geven voor moederdag.
B De boerin trok haar overall aan, omdat ze niet wilde dat de jurk die ze net had gekocht, vies
zou worden.
C De kat van de buren heeft met zijn luidruchtige, klaaglijke gemiauw de hele buurt nachtenlang
uit de slaap gehouden.
A
A en B
B
A en C
C
B en C

Slide 14 - Quizvraag

14. Maak van de twee zinnen een samengestelde zin. Gebruik het voegwoord dat tussen haakjes staat en begin de zin met Fabian....

(want) Fabian zet zijn telefoon ’s nachts uit. Anders kan hij niet goed slapen.

Slide 15 - Open vraag

15. Maak van de twee zinnen een samengestelde zin. Gebruik het voegwoord dat tussen haakjes staat en begin de zin met Katja ...

(hoewel) Katja gaat vanavond naar Mama Mia. Ze heeft deze musical al twee keer gezien.

Slide 16 - Open vraag

16. Kies het woord dat past op de puntjes in de zin.

Door de wedstrijd te winnen […] het basketbalteam zijn kans op een plaats in de finale.


A
vergrootte
B
vergrootten
C
vergrote
D
vergroten

Slide 17 - Quizvraag

17. Kies het woord dat past op de puntjes in de zin.

De kok dekte het […] vlees af, voordat hij het in de koeling zette.


A
bereidde
B
bereidden
C
bereide
D
bereiden

Slide 18 - Quizvraag

LET OP! 
Bij vraag 18 tot en met 22 krijg je iedere keer twee zinnen waar je meerdere werkwoordsvormen in moet vullen. Het aantal staat erbij.

Kijk goed of je alle werkwoorden hebt genoteerd!
Typ ze onder elkaar. 

Slide 19 - Tekstslide

18. Noteer de juiste vorm van de werkwoorden die tussen haakjes staan. (2x!)

Nirwan […] (vinden) tegenwoordig sciencefictionfilms het leukst.

Een partytent […] (beschermen) straks de feestgangers tegen de regen.

Slide 20 - Open vraag

19. Noteer de juiste vorm van de werkwoorden die tussen haakjes staan (4x!)

Het nieuws over de scheiding van de profvoetballer […] (verspreiden) zich
gisteren snel.

Als Job morgen meer dan 100 euro […] (verdienen) op de kerstmarkt, dan […] (worden) het bedrag door zijn vader […] (verdubbelen).

Slide 21 - Open vraag

20. Noteer de juiste vorm van de werkwoorden die tussen haakjes staan (5x!)

Toen de politie de dader van de overval op de juwelierszaak […] (hebben) […] (vinden), […] (besteden) het journaal daar veel aandacht aan.

[…] (Vinden) jij het ook leuk als je een […] (beloven) cadeau eindelijk krijgt?

Slide 22 - Open vraag

21. Noteer de juiste vorm van de werkwoorden die tussen haakjes staan. (4x!)

Het YouTube-filmpje van de […] (missen) strafschop is al duizend keer […] (delen).

Alysia […] (worden) gisteren door het uitzendbureau gebeld over de […] (aanbieden) bijbaan.

Slide 23 - Open vraag

22. Noteer de juiste vorm van de werkwoorden die tussen haakjes staan. (4x!)

Teun zet de […] (kaften) boeken in de kast, want hij […] (houden) van een nette kamer.

Mijn oma […] (kleden) zich gisteravond extra mooi aan voor het lang […] (verwachten) feest.

Slide 24 - Open vraag