In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 35 min
Onderdelen in deze les
Taalverzorging hoofdstuk 1 t/m 3
Slide 1 - Tekstslide
1. Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet:
renate vroeg aan de verkoopster heeft u deze spijkerbroek ook in een grotere maat
Slide 2 - Open vraag
2. Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet:
toen de chocoladetaart klaar was aten we hem meteen op
Slide 3 - Open vraag
3. Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet:
tegen de politieagent zei thomas dat hij het rode verkeerslicht niet gezien had
Slide 4 - Open vraag
4. Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet:
hardlopen hoogspringen en verspringen kan fred goed maar kogelstoten lukt hem niet
Slide 5 - Open vraag
5. Neem de zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet:
donna kwam te laat op school want ze had de bus gemist
Slide 6 - Open vraag
6. Zijn alle hoofdletters en leestekens in de zin juist of onjuist toegepast?
De appelkweker zei: deze appels smaken friszuur.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
7. Zijn alle hoofdletters en leestekens in de zin juist of onjuist toegepast?
‘Wat vind jij van mijn nieuwe kapsel?’ informeerde Annieks moeder.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quizvraag
8. Zijn alle hoofdletters en leestekens in de zin juist of onjuist toegepast?
‘Patrick antwoordde dat hij gek is op Afrikaanse schilderkunst.’
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
9. Zijn alle hoofdletters en leestekens in de zin juist of onjuist toegepast?
‘We willen nog meer horen’, gilde het enthousiaste publiek naar de band!
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quizvraag
10. Noteer de persoonsvormen en de onderwerpen van de samengestelde zinnen.
Claire had de opdracht voor wiskunde niet gemaakt, omdat ze het afgelopen weekend moest werken. pv ____________________________en ________________________________ ow ____________________________en ________________________________
Slide 11 - Open vraag
11. Noteer de persoonsvormen en de onderwerpen van de samengestelde zinnen.
Als je te hard in de bebouwde kom rijdt, loop je het risico een boete te krijgen. pv ____________________________en ________________________________ ow ____________________________en ________________________________
Slide 12 - Open vraag
12. Noteer de persoonsvormen en de onderwerpen van de samengestelde zinnen.
Wanneer de wintertijd aanbreekt, gaat de klok een uur terug. pv ____________________________en ________________________________ ow ____________________________en ________________________________
Slide 13 - Open vraag
13. Welke van de volgende zinnen zijn géén samengestelde zinnen?
A Wietske had haar moeder graag iets moois willen geven voor moederdag. B De boerin trok haar overall aan, omdat ze niet wilde dat de jurk die ze net had gekocht, vies zou worden. C De kat van de buren heeft met zijn luidruchtige, klaaglijke gemiauw de hele buurt nachtenlang uit de slaap gehouden.
A
A en B
B
A en C
C
B en C
Slide 14 - Quizvraag
14. Maak van de twee zinnen een samengestelde zin. Gebruik het voegwoord dat tussen haakjes staat en begin de zin met Fabian....
(want) Fabian zet zijn telefoon ’s nachts uit. Anders kan hij niet goed slapen.
Slide 15 - Open vraag
15. Maak van de twee zinnen een samengestelde zin. Gebruik het voegwoord dat tussen haakjes staat en begin de zin met Katja ...
(hoewel) Katja gaat vanavond naar Mama Mia. Ze heeft deze musical al twee keer gezien.
Slide 16 - Open vraag
16. Kies het woord dat past op de puntjes in de zin.
Door de wedstrijd te winnen […] het basketbalteam zijn kans op een plaats in de finale.
A
vergrootte
B
vergrootten
C
vergrote
D
vergroten
Slide 17 - Quizvraag
17. Kies het woord dat past op de puntjes in de zin.
De kok dekte het […] vlees af, voordat hij het in de koeling zette.
A
bereidde
B
bereidden
C
bereide
D
bereiden
Slide 18 - Quizvraag
LET OP!
Bij vraag 18 tot en met 22 krijg je iedere keer twee zinnen waar je meerdere werkwoordsvormen in moet vullen. Het aantal staat erbij.
Kijk goed of je alle werkwoorden hebt genoteerd! Typ ze onder elkaar.
Slide 19 - Tekstslide
18. Noteer de juiste vorm van de werkwoorden die tussen haakjes staan. (2x!)
Nirwan […] (vinden) tegenwoordig sciencefictionfilms het leukst.
Een partytent […] (beschermen) straks de feestgangers tegen de regen.
Slide 20 - Open vraag
19. Noteer de juiste vorm van de werkwoorden die tussen haakjes staan (4x!)
Het nieuws over de scheiding van de profvoetballer […] (verspreiden) zich gisteren snel.
Als Job morgen meer dan 100 euro […] (verdienen) op de kerstmarkt, dan […] (worden) het bedrag door zijn vader […] (verdubbelen).
Slide 21 - Open vraag
20. Noteer de juiste vorm van de werkwoorden die tussen haakjes staan (5x!)
Toen de politie de dader van de overval op de juwelierszaak […] (hebben) […] (vinden), […] (besteden) het journaal daar veel aandacht aan.
[…] (Vinden) jij het ook leuk als je een […] (beloven) cadeau eindelijk krijgt?
Slide 22 - Open vraag
21. Noteer de juiste vorm van de werkwoorden die tussen haakjes staan. (4x!)
Het YouTube-filmpje van de […] (missen) strafschop is al duizend keer […] (delen).
Alysia […] (worden) gisteren door het uitzendbureau gebeld over de […] (aanbieden) bijbaan.
Slide 23 - Open vraag
22. Noteer de juiste vorm van de werkwoorden die tussen haakjes staan. (4x!)
Teun zet de […] (kaften) boeken in de kast, want hij […] (houden) van een nette kamer.
Mijn oma […] (kleden) zich gisteravond extra mooi aan voor het lang […] (verwachten) feest.