Voorbeeld hoeken berekenen.
∠S₁ = 38º Noteer wat je weet!
∠S₂ = 180º - 38º = 142º (gestrekte hoek)
Noteer tussen de haakjes de eigenschap die je gebruikt om de hoek te berekenen. ∠S₁₂ = 180º .
∠S₃ = 180º - 142º = 38º (gestrekte hoek)
Noteer tussen de haakjes de eigenschap die je gebruikt om de hoek te berekenen. ∠S₂₃ = 180º .
Uit bovenstaande kunnen we zeggen dat:
∠S₁ = ∠S₃ = 38º (overstaande hoek)