Nederlands examentraining

Examentraining
Aan het einde van de les weet je waar je de theorie voor het examen Nederlands kunt vinden.
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 40 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Examentraining
Aan het einde van de les weet je waar je de theorie voor het examen Nederlands kunt vinden.

Slide 1 - Tekstslide

Tekst

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Lastige functiewoorden
Controversieel
Afweging - behandeling van iets
Literatuurverslag
Uiteenzetting
Kanttekening
Aanvaardbaar
Illustratie
Randvoorwaarde
Strekking
Zienswijze

Slide 26 - Tekstslide

Lastige functiewoorden 2
Paradox                                                                         Nuancering
Uitweiding
Uitdiepen
Verzwegen argument
Voorbehoud
Anekdote
Constatering
Ketenargumentatie
Ontkrachting
Toonzetting
Relativeren

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Afweging - beoordeling van voor- en nadelen
Behandeling - eerst op een rijtje zetten van voor- en nadelen, waarna er overwogen kan worden

Slide 33 - Tekstslide

Tekstsoorten:
- uiteenzetting - objectief, informerend
- betoog - subjectief, overtuigend
- beschouwing - subjectief, opiniërend

Slide 34 - Tekstslide

Aanvaardbaar = acceptabel
Vooral bij argumenten is het belangrijk om te bekijken of het argument aanvaardbaar is, d.w.z. of het klopt.
Daarvoor kijk je naar het verzwegen argument.
Het verzwegen argument is de achterliggende gedachte. Bijvoorbeeld: De film is blijkbaar afgelopen, de bioscoop is al leeggestroomd.
Het verzwegen argument is: Als de bioscoop is leeggestroomd, is de film afgelopen.
Als deze gedachte klopt, is het argument aanvaardbaar.

Slide 35 - Tekstslide

Illustratie = afbeelding, voorbeeld
Strekking = de hoofdzaak, de hoofdgedachte
Zienswijze = standpunt
Anekdote = kort verhaaltje over een bepaalde situatie dat de schrijver vaak gebruikt om de tekst in te leiden. Het verhaaltje heeft dan altijd te maken met het onderwerp. Eigenlijk dient dat verhaaltje dan als voorbeeld.



Slide 36 - Tekstslide

Constatering = feitelijk, is vaststellen dat is is zoals het is, zonder waardeoordeel. Bijvoorbeeld: Er zijn nu twee klassen 6 vwo.

Slide 37 - Tekstslide

Nuancering
Relativering
Toegeving

Geef van elk woord een voorbeeld.

Slide 38 - Tekstslide

Ketenargumentatie

Slide 39 - Tekstslide

Ontkrachting = weerlegging
Dit doet de schrijver bij een tegenargument.

Toonzetting = stijl, manier waarop een schrijver zijn verhaal vertelt


Slide 40 - Tekstslide