- Heb je ooit heel goed geleerd voor een toets, maar een onvoldoende gekregen omdat je de vragen niet begreep?
- Hoe was dat?
- Was dat lastig voor je? Waarom wel/niet?
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoelen
Slide 4 - Tekstslide
Wat is IVK?
Met IVK kun je vragen in toetsen beter beantwoorden.
IVK kun je bij alle vakken toepassen, zoals wiskunde, geschiedenis, biologie, NASK etc...
Slide 5 - Tekstslide
Hoe werkt IVK?
Bij IVK ga je woorden in een vraag markeren. Zo weet je wat je moet doen en vergeet je niks.
Dit doe je door op zoek te gaan naar de instructie-, vraag- en kernwoorden in de zin.
Slide 6 - Tekstslide
Instructiewoorden
Deze woorden kunnen overal in de opdracht staan, soms staan ze apart vermeld op een bladzijde. Ze kunnen een ander lettertype hebben en/of cursief of vetgedrukt zijn. Het zijn woorden die vertellen wat je moet doen:
Waar je een antwoord kan vinden | Waar/hoe je je antwoord moet opschrijven.
Voorbeelden van instructiewoorden:
- Gebruik bron 1;
- Omcirkel het juiste antwoord.
Slide 7 - Tekstslide
Voorbeelden instructiewoorden
Slide 8 - Tekstslide
Vraagwoorden
Deze woorden staan meestal vooraan in de vraagzin. Ze geven aan wat voor soort antwoord je moet geven.
Voorbeelden van vraagwoorden:
- Wie = een persoon;
- Waar = plek;
- Wanneer = een tijd;
- Waarom = een reden.
- hoeveel = een aantal
Slide 9 - Tekstslide
Voorbeelden vraagwoorden
Slide 10 - Tekstslide
Kernwoorden
Zijn woorden die bij het vak horen, de theorie.
Slide 11 - Tekstslide
Voorbeelden kernwoorden
Slide 12 - Tekstslide
Hoe pas ik IVK toe?
1. Lees de vraag door (1 tot 3 keer);
2. Markeer de instructiewoorden;
3. Markeer de vraagwoorden;
4. Markeer de kernwoorden;
5. Verwoord (in je hoofd) wat er van je wordt gevraagd.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Blauwe stift: begin met de IVK methode vraag 1 en 2 oefenen
Bruine stift: ga verder met de opdrachten uit het boek.