Voorbereiding voorstelling Rijk

Voorbereiding
voor de voorstelling  RIJK
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voorbereiding
voor de voorstelling  RIJK

Slide 1 - Tekstslide

Gedragscode
Hoe gedraag je je bij een voorstelling?

Slide 2 - Tekstslide

Waar denk je aan bij
het woord 'geld'?

Slide 3 - Woordweb

Hoeveel inkomsten heb jij op maandbasis?
A
tot 25 euro
B
26 - 50 euro
C
51 - 75 euro
D
76 - 100 euro

Slide 4 - Quizvraag

Data

8% van de jongeren (12 t/m 18 jaar) komt frequent geld te kort. Scholieren krijgen hun geld uit zakgeld (88%), bijbaantjes (47%), vakantiewerk (40%) en kleedgeld (38%). Gemiddeld hebben 14-jarigen 52 euro te besteden vs 145 euro bij 16-jarigen. 

Slide 5 - Tekstslide

Waar geef jij het meeste geld aan uit?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Vergelijk deze data
Landelijke gemiddelde uitgaven van jongeren
Top 5:
1. Kleding en schoenen            40
2. Vakantie                                      37
3.  Sport/hobby/muziekles      27
4. Uitgaan/café/bios                   16
5. spel(computer)/games         16

Slide 8 - Tekstslide

Na bespreking kun je dit vertellen:


b. Wat ik opvallend vond aan de antwoorden die X gaf was dat: 
Waarin X en ik op elkaar lijken: ……
Waarin X en ik van elkaar verschillen:…… 

Slide 9 - Tekstslide



- Hoeveel geld heb je per maand te besteden?
- Krijg je zakgeld? Zo ja, hoeveel dan?
- Krijg je kleedgeld? Zo ja, hoeveel dan?
- Heb je een baantje? Zo ja,wat doe je dan?
- Heb je nog inkomsten op een andere manier?
- Spaar je geld? Hoeveel per maand?
- Waar geef je per maand je geld aan uit?
- Waar spaar je voor? En als je niet spaart, waar zou je voor willen sparen?
- Waarmee word jij verleid veel geld uit te geven?
- Geef je meer of minder geld uit dan je zou willen en waarom doe je dat?



- Hoe erg vind je het om geen geld te hebben op een schaal van 0 tot 10? (0 = niet erg, 10 =
heel erg?)
- Geven je ouders makkelijk iets extra’s en zo ja waarom en wanneer doen ze dat?
- Krijg je veel voor elkaar als je zeurt thuis? Wanneer wel en wanneer niet?
- Leen je wel eens geld van anderen? Zo ja, hoeveel dan? Zo nee, waarom niet?
- Heb je het gevoel dat je arm bent of rijk? En waarom?
Stel elkaar in tweetallen de volgende vragen:
timer
20:00

Slide 10 - Tekstslide

1. Je hebt geen geld. Je vrienden gaan naar de McDonalds.
Wat doe je?
A
Niet meegaan.
B
Meegaan, niks eten en zeggen dat je je pinpas vergeten bent.
C
Meegaan, niks eten en zeggen dat je geen geld meer hebt.
D
Meegaan en geld lenen van een goede vriend.

Slide 11 - Quizvraag

2. Je hebt nog 25 euro voor de rest van de maand. Je ziet iets wat je erg graag wilt hebben in de uitverkoop voor 25 euro (50 % korting). Het is de laatste in jouw maat. Wat doe je?
A
Het meteen kopen.
B
Er een nachtje over slapen en het dan alsnog kopen.
C
Het niet kopen.
D
Iemand bellen om het voor te schieten.

Slide 12 - Quizvraag

3. Je moet een cadeau voor een vriend kopen, maar je hebt weinig geld. Je ouders lenen je niks. Wat doe je?
A
Geld lenen van iemand anders.
B
Iets moois maken wat geen geld kost.
C
Zeggen dat hij/zij later een cadeautje krijgt als je weer geld hebt.
D
Niets zeggen en hopen dat hij/zij het niet merkt.

Slide 13 - Quizvraag

4. Je telefoon is stuk, maar je zit nog 1 jaar vast aan je abonnement. Je wilt heel graag een nieuwe telefoon. Wat doe je?
A
Je abonnement met 2 jaar verlengen, zodat je een nieuwe telefoon krijgt (terwijl je ook de oude afbetaalt).
B
Een oude telefoon van iemand gebruiken/een tweedehands kopen via MP tot je genoeg geld hebt voor een nieuwe.
C
Geld lenen en een mooie nieuwe telefoon kopen.
D
Even geen telefoon hebben.

Slide 14 - Quizvraag

5. Je vriend zit zonder geld maar wil heel graag iets kopen in de uitverkoop. Wat doe
je?
A
Je leent hem geld.
B
Je vertelt hem dat het jammer voor hem is, maar dat jij het hem niet leent.
C
Je leent hem het geld, maar maakt een afspraak wanneer hij het moet terugbetalen.
D
Je praat op hem in zodat hij de behoefte om het te kopen niet meer voelt/ je helpt hem manieren te vinden om aan het geld te komen.

Slide 15 - Quizvraag

Verdiepingsopdrachten
na de voorstelling

Slide 16 - Tekstslide

Discussiëren en argumenteren
We bekijken vijf filmpjes


Slide 17 - Tekstslide

Waar denk je aan bij
het woord
'imago'?

Slide 18 - Woordweb

Imago
- vrienden
- videoclips
- modefoto's
- songteksten
- reclames
- films
- foto's 

Slide 19 - Tekstslide

Waardoor wordt een
imago beïnvloed?

Slide 20 - Woordweb

Imago wordt beïnvloed door:
- vrienden
- videoclips
- modefoto's
- songteksten
- reclames
- films
- foto's 

Slide 21 - Tekstslide

Vragen over jouw imago
1. Kost het in stand houden van jouw imago geld?
2. Als je moet bezuinigen, waar bezuinig je dan op?

Slide 22 - Tekstslide

Maak deze slotopdracht
1. Vind een songtekst over geld en/of imago waardoor je je aangesproken voelt. 
2. Luister in groepjes naar het nummer. 
3. Leg aan elkaar uit wat de artiest wil vertellen en waarom dit belangrijk is.
4. Gaat dit nummer volgens jou hier ook echt over of eigenlijk over iets anders?
5. Ben je het eens met de artiest of niet?

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeelden songteksten
- Bruno Mars – I wanna be a billionaire
- Kanye West – Golddigger
- Jessie J - Pricetag
- Meja – It’s all about the money
- Gwen Stefani – Rich Girl
- Aloe Blacc – I need a dollar
- Kendrick Lamar – Money Trees
- Def Rhymz - Doekoe

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht
Maak een opdracht waarin je aantoont waar jij gelukkig van wordt. 

Slide 25 - Tekstslide