Klantcontact basis week 6 Telefoneren is gewoon te leren 1

Telefoneren 1
Inkomend gesprek
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Klantcontact BasisMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Telefoneren 1
Inkomend gesprek

Slide 1 - Tekstslide

Hier kun je het onderwerp introduceren en vragen naar het doel: waarom is het belangrijk om te leren telefoneren? 
Wat is het verschil tussen:

een  privé  telefoongesprek 
een  zakelijk  telefoongesprek 

Slide 2 - Tekstslide

Denk aan 
taalgebruik
nadenken voordat je wat zegt
Veel bedrijven hebben bedrijfsregels in een bedrijfsprotocol.
Wat hoort daar niet bij:
A
afspraken over het gebruik van de telefoon.
B
afspraken over de huisstijl.
C
voorschriften voor kleding.
D
afspraken over privégesprekken op het werk

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een protocol?
Telefoneren met vrienden is 
privé 
Telefoneren op werk is 
zakelijk

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb wel eens op mijn stage/werk gebeld
en/of
Ik ben wel eens op stage/werk gebeld
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zo ja...met welke woorden nam je toen de telefoon op?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk 3 beroepen waarbij je moet bellen. Je mag Google gebruiken.

Slide 7 - Open vraag

Eigen voorbeelden, zoals callcenter medewerker, verkoper in een winkel, receptionist, maar ook backoffice, retail en logistiek!

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Begroeten
De juiste begroeting hangt af van het tijdstip.

- Goedemorgen. ( ’s ochtends tot 12 uur)
- Goedemiddag. ( 12 uur tot 18 uur)
- Goedenavond. ( vanaf 18 uur)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorstellen

Bij het voorstellen begin je met 'Goedemorgen' en 
het noemen van de bedrijfsnaam
daarna zeg jij je eigen naam.

Goedemorgen, Urban Sports, u spreekt met Ellen Pluimers.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanspreken
  • Je noteert de naam van de klant
  • Je noemt de klant bij de naam, dan voelt de klant zich gehoord.
  • Je biedt meteen hulp aan
  • -> Wat kan ik voor u doen, mevrouw Jansen?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Andere mogelijkheden
  • Waarmee kan ik u van dienst zijn?
  • Wat kan ik voor u betekenen?
  • Waarmee kan ik u helpen?
  • Niet: Hoe kan ik u helpen....

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dienstverlenen
 De klant belt met een vraag/ klacht/opmerking. Of de klant heeft al eerder contact gehad en wil graag een collega spreken. De klant wordt geholpen. Dat kan op de volgende manieren:
  • Je geeft zelf antwoord.
  • De klant belt voor een collega die er is, of de klant stelt een vraag die jij niet kunt beantwoorden: Je verbindt door naar een collega.
  • De klant belt voor een collega die er niet is: Je maakt een telefoonnotitie.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

samenvatten
  •  Aan het eind van het gesprek kort herhalen van de gemaakte afspraken.
  • Dit om misverstanden te voorkomen
  • Ervoor te zorgen dat iedereen weet wat er van hem of haar wordt verwacht.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiten
  • Kan ik u nog ergens mee van dienst zijn?
  • Kan ik u nog ergens anders mee helpen?

  • Heeft de klant geen vragen meer?
  •  Graag gedaan. Dan wens ik u nog een fijne dag.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je naam spellen
Soms moet je je naam wel 3 keer herhalen...en nog wordt die niet goed verstaan. 

Maak jouw naamkaart
Het telefoonalfabet helpt dan.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Invullen tijdens het gesprek

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je neemt de telefoon op en ziet dat je collega Henk Jaarling belt. Wat zeg je?
A
Formeel: Goedemorgen meneer Jaarling,
B
Informeel: Hoi Henk,

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Inkomende gesprekken zijn:
A
binnenkomende telefoontjes van externe bellers.
B
binnenkomende telefoontjes van interne bellers.
C
binnenkomende telefoontjes van interne- en externe bellers
D
geen van alle.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak is onjuist?
Je zet een beller in de wacht als:
A
je hem probeert door te verbinden.
B
je iets voor hem wilt opzoeken.
C
je al met je collega aan het praten bent.
D
je dan met een andere beller spreekt.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke algemene hulpmiddelen gebruik je bij de telefoon?

Slide 21 - Open vraag

telefoonalfabet, telefoonnotitie formulier, pen en papier, kalender, outlookagenda, een digitaal systeem bv voor inschrijvingen.
Welke gegevens vul je in op een telefoon notitie?

Slide 22 - Open vraag

Voor:
Van:
Datum: tijd:
Contactgegevens:
Betreft/ Boodschap:
Actie:
Wat staat er verder nog vaak extra op een telefoon notitie?

Slide 23 - Open vraag

Terugbellen/terugbelverzoek
Belt zelf terug
Doorverbonden met
Wat kan de telefoniste verbeteren tijdens dit gesprek? Schrijf op.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen:
1. Maak je eigen naamkaart met het telefoonalfabet.
2. telefoneren in tweetallen:
Doe alsof je elkaar belt. 
Neem de telefoon correct op en vraag je medestudent zijn/haar naam te spellen. Noteer het. Noteer ook de boodschap.

Slide 25 - Tekstslide

Pennen en papier of wisbordjes gebruiken
Schrijf een inkomend gesprek uit: je wordt gebeld bij jouw ( stage of werkbedrijf)

Slide 26 - Tekstslide

Digitaal of uitprinten..