In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Signaalwoorden / Verwijswoorden / Leesstrategieën
Slide 1 - Tekstslide
Welk signaalwoord geeft een conclusie?
A
Bijvoorbeeld
B
Dus
C
Terwijl
D
Ten eerste
Slide 2 - Quizvraag
"Ik woonde naast zijn winkeltje en kende Meneer Sjaak goed". Waar verwijst het woord zijn naar?
A
Ik
B
Meneer Sjaak
C
zijn winkeltje
D
naast
Slide 3 - Quizvraag
Kies het juiste signaal bij elk signaalwoord.
conclusie
opsomming
reden
tegenstelling
vergelijking
ten slotte
ondanks
dus
waardoor
net als
Slide 4 - Sleepvraag
Volgens Dullaert kunnen kinderen die zijn mishandeld daar hun hele leven last van hebben. Waar verwijst hun naar?
A
Hele leven
B
Dullaert
C
kinderen
D
kinderen die zijn mishandeld
Slide 5 - Quizvraag
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord.
Vera doet het trucje voor. ________ zegt:
‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
Slide 6 - Sleepvraag
Een man is aangeklaagd voor diefstal nadat hij terugkeerde naar een huis in Twin Falls, Idaho, waar hij net ingebroken had. Waar verwijst waar naar?
A
Een man
B
Diefstal
C
nadat
D
een huis in Twin Falls
Slide 7 - Quizvraag
Het was vervelend dat ik in mijn vakantie kiespijn kreeg. Het verwijst naar:
____
A
mijn vakantie
B
was vervelend
C
kiespijn
D
dat ik in mijn vakantie kiespijn kreeg
Slide 8 - Quizvraag
"Lisa werkt als marketingmanager voor een groot bedrijf. Ze is al jaren bezig met het ontwikkelen van nieuwe campagnes en het verbeteren van de merkherkenning. Het werk is uitdagend, maar Lisa vindt het soms moeilijk om de juiste balans te vinden tussen creativiteit en de zakelijke kant van het werk. In de afgelopen maanden heeft ze gemerkt dat de teams binnen het bedrijf niet goed samenwerken, wat de effectiviteit van haar campagnes vermindert. Ze heeft geprobeerd de communicatie te verbeteren door regelmatig vergaderingen te organiseren, maar de resultaten zijn niet zoals ze had gehoopt. Lisa vraagt zich af of het tijd is om een andere benadering te kiezen of zelfs van baan te veranderen, maar ze weet ook dat verandering tijd kost." Waarom twijfelt Lisa of ze haar benadering moet veranderen of zelfs van baan moet veranderen?
A
Omdat ze niet tevreden is met de resultaten van de campagnes en het moeilijk vindt om te verbeteren.
B
Omdat ze niet goed samenwerkt met haar collega's en daardoor weinig invloed heeft op de campagnes.
C
Omdat de communicatie tussen haar en haar leidinggevende slecht is, waardoor ze geen nieuwe ideeën kan implementeren.
D
Omdat ze de creatieve kant van haar werk leuker vindt dan de zakelijke kant en zich daardoor niet meer gemotiveerd voelt.
Slide 9 - Quizvraag
Tekst: "De leraar vroeg aan de studenten om hun huiswerk op tijd in te leveren. Het was belangrijk voor hun cijfers." Vraag: Waar verwijst "het" naar in de tekst?
A
de leraar
B
de studenten
C
het huiswerk
D
de cijfers
Slide 10 - Quizvraag
Welk verwijswoord kan worden gebruikt voor welk zelfstandig naamwoord?
haar
het
hij
hun
waar
Slide 11 - Sleepvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
hoewel
D
denk aan
Slide 12 - Quizvraag
Tekstverband = reden
Tekstverband = tegenstelling
Signaalwoord: want
Signaalwoord
omdat
Signaalwoord:
echter
Signaalwoord:
maar
Slide 13 - Sleepvraag
Welk signaalwoord past in de zin: In een democratie zijn er behalve verkiezingen, ........... vrijheid van meningsuiting en vrije pers.
A
ook
B
daarom
C
dus
D
vervolgens
Slide 14 - Quizvraag
Welk signaalwoord past in de zin: Een appel is ................................ tot een banaan rond en hard.
A
in tegenstelling tot
B
ondanks
C
evenals
D
behalve
Slide 15 - Quizvraag
Welk signaalwoord past in de zin: Mensen stemmen alleen in een hokje, ... de privacy. (redegevend)
A
omdat
B
vanwege
C
want
D
immers
Slide 16 - Quizvraag
Welk signaalwoord past in de zin: ..... hoop ik dat jullie nu begrijpen wat signaalwoorden zijn. Samenvatting / conclusie
A
Al met al
B
Vandaar dat
C
Aan het eind
D
Tenzij
Slide 17 - Quizvraag
Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen
Slide 18 - Quizvraag
Om welk tekstverband gaat het hier?
Ik kreeg een hapje en een drankje.
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling
Slide 19 - Quizvraag
"Nathalie heeft altijd een passie gehad voor koken. Toen ze jong was, keek ze vaak haar moeder en grootmoeder in de keuken, en leerde ze de basis van veel traditionele gerechten. Op haar zestiende besloot ze een kookcursus te volgen om haar vaardigheden te verbeteren. In de jaren die volgden, bleef Nathalie nieuwe technieken leren en experimenteerde ze met verschillende keukens, van Italiaans tot Aziatisch. Tegenwoordig werkt ze als chef in een klein restaurant, waar ze haar eigen recepten maakt en haar passie voor koken met anderen deelt. Ondanks haar succes, vindt ze het soms nog steeds spannend om nieuwe gerechten te introduceren op het menu, omdat ze altijd hoopt dat de gasten ze lekker vinden." Wat blijkt uit de tekst over Nathalie's benadering van koken?
A
Nathalie heeft nooit veel interesse gehad in koken totdat ze de kookcursus volgde.
B
Nathalie is voortdurend op zoek naar nieuwe manieren om haar kookvaardigheden te verbeteren.
C
Nathalie houdt alleen van traditionele gerechten en vermijdt nieuwe kooktechnieken.
D
Nathalie kookt alleen Italiaanse gerechten in haar restaurant, omdat dat haar favoriete keuken is.
Slide 20 - Quizvraag
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden maar, toch en echter?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie
Slide 21 - Quizvraag
Hoe noem je woorden die wijzen op een
verband tussen zinnen of alinea’s?
A
trefwoorden
B
verwijswoorden
C
signaalwoorden
D
uitdrukkingen
Slide 22 - Quizvraag
In welke zin wijzen de signaalwoorden
op een volgorde in tijd?
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.
Slide 23 - Quizvraag
"Tom speelde in hetzelfde team als Marten. Toen Marten de bal naar Tom passte, miste Tom het doel. Marten was teleurgesteld, maar Tom zei dat hij de volgende keer beter zou schieten." Waar verwijst hij naar?
Slide 24 - Open vraag
Gebruik je de leesstrategie vóór het lezen, tijdens het lezen of na het lezen?
voor
tijdens
na
Voorspellen waar de tekst over gaat
Te weten komen hoe signaalwoorden de verbanden in de tekst
aangeven
Terugkijken in de tekst
Vragen stellen aan jezelf
Samenvatten
Slide 25 - Sleepvraag
Om de egels te helpen kun je een egelhuisje plaatsen Wat is/zijn het signaalwoord(en)?
Slide 26 - Open vraag
"Elke dag zie je ze overal om je heen: sommige mensen lopen snel, anderen trekken zich terug in een hoekje, en weer anderen zitten op een bankje in het park. Sommige mensen hebben het druk, terwijl anderen rust nemen. Je merkt het misschien niet, maar al deze mensen hebben iets gemeen. Ze maken namelijk allemaal keuzes over hoe ze hun tijd besteden. Of het nu gaat om werk, school, of ontspanning, iedereen heeft een manier om zijn tijd in te vullen. Toch is het niet altijd makkelijk om te kiezen wat je wilt doen, vooral als er veel dingen tegelijkertijd van je gevraagd worden." Wat is het onderwerp van de tekst?
A
Druk en rust
B
Vrije tijd
C
Keuzes maken
D
Hoe mensen hun tijd besteden
Slide 27 - Quizvraag
Het eerste elftal behaalde gisteren zijn derde overwinning op een rij. Zijn verwijst naar:
_____
A
Het eerste elftal
B
derde overwinning
C
op een rij
D
derde overwinning op een rij.
Slide 28 - Quizvraag
Die generatie wil dat er meer met haar wensen rekening wordt gehouden. Haar verwijst naar:
_____
A
Die generatie
B
wensen
C
rekening houden
D
met haar wensen rekening houden
Slide 29 - Quizvraag
Je gebruikt verwijswoorden om...
A
... het moeilijker te maken voor de lezer.
B
... de tekst korter te maken.
C
... meer afwisseling in de tekst te krijgen.
D
...de tekst leuker te maken.
Slide 30 - Quizvraag
Kerst is voor veel mensen een tijd van samen zijn met familie en vrienden. Het huis is versierd met kerstboom, lichtjes en soms zelfs kerststallen. Veel mensen bereiden samen een feestmaaltijd, zoals een uitgebreid diner met kalkoen, kerststol en verschillende zoetigheden. Voor sommigen betekent Kerst ook het geven van cadeaus, een moment om te laten zien hoeveel je om elkaar geeft. Ondanks de feestelijke sfeer, kan Kerst voor sommige mensen ook een periode van stress zijn, omdat er veel verwacht wordt. Ze moeten cadeaus kopen, hun huis versieren en alles perfect maken voor de feestdagen. Toch vinden de meeste mensen het een mooie tijd om even stil te staan bij het afgelopen jaar en elkaar geluk en gezondheid te wensen voor het nieuwe jaar." Wat blijkt uit de tekst over hoe mensen Kerst ervaren?
A
Iedereen vindt Kerst een stressvolle tijd vanwege de drukte van de feestdagen.
B
Kerst wordt door de meeste mensen gezien als een tijd om samen te zijn, te vieren en elkaar geluk te wensen.
C
Kerst is alleen een tijd van cadeaus geven en het bereiden van een maaltijd, zonder veel verdere betekenis.
D
Sommige mensen vieren Kerst niet omdat ze geen tijd hebben om de feestdagen voor te bereiden.
Slide 31 - Quizvraag
Vul het juiste signaalwoord in: Ten eerste kom je te laat, ................... heb je het boek vergeten en ten derde heb je jouw huiswerk niet gemaakt.
Slide 32 - Open vraag
Fraudeurs hebben de website van Dixons nagemaakt en hebben tienduizenden advertenties voor grote kortingen op Markplaats gezet, meldt de technologiewebsite Tweakers.
Marktplaats heeft de verkoper inmiddels geblokkeerd, maar de nepsite is nog in de lucht.
De fraudeurs adverteren met flinke kortingen op telefoons. Te mooi om waar te zijn, want op het moment dat mensen bestellen, kunnen zij alleen betalen via een bankoverschrijving naar een Nederlandse ING-rekening.
Op Marktplaats verschenen vanmorgen in korte tijd tienduizenden advertenties van de nepsite. Zo werd een iPhone 6 aangeboden voor 400 euro, in plaats van de gebruikelijke 600 tot 700 euro.