B8 Bloedgroepen

Bloedgroepen 
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bloedgroepen 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Je kunt beschrijven waarin de bloedgroepen van elkaar verschillen.
Je kunt uitleggen welke bloedgroep veilig aan iemand kan worden toegediend bij een bloedtransfusie

Slide 2 - Tekstslide

Antigeen
eiwit op de buitenkant van een cel of van een virus 

Slide 3 - Tekstslide

Antigenen op de bloedcellen
Op je rode bloedcellen zitten ook antigenen, die noem je ook wel bloedfactoren.

Afhankelijk van welke antigenen er op je rode bloedcellen zitten heb je een bepaalde bloedgroep.



Slide 4 - Tekstslide

Bloedgroepen
Iedere persoon heeft bloed van een bepaalde bloedgroep. De bekendste indeling in bloedgroepen is A, B, AB en 0 (nul). Deze indeling is gebaseerd op de antigenen die voorkomen op de celmembranen van rode bloedcellen. Deze antigenen worden bloedfactoren genoemd. Twee belangrijke bloedfactoren zijn antigeen A en antigeen B.


Slide 5 - Tekstslide

Antistoffen

Slide 6 - Tekstslide

Sleutel-slot principe

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Sleepvraag

De naam van de bloedgroep is gelijk aan de antigenen

Slide 9 - Tekstslide

Bloedgroepen
Sleep naar de juiste plaats
Antigeen A
Antigeen B
Antigeen A en antigeen B
Geen antigenen

Slide 10 - Sleepvraag

Naast antigenen ook antistoffen
Wat je NIET als antigeen op je cellen hebt, heb je als antistof in je bloedplasma

Slide 11 - Tekstslide

Bloedgroepen
Sleep naar de juiste plaats
Antistof A
Antistof B
Antistof A en antistof B
Geen antistoffen
Antigen A
Antigen B
Antigen A en antigen B
Geen antigenen

Slide 12 - Sleepvraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben antigeen B?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 13 - Quizvraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben geen antistoffen
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Antigeen A + antistof A
Samenklontering

Slide 16 - Tekstslide

Bloedtransfusie
Klontering moet je vermijden bij een bloedtransfusie.


Donor: kijk naar antigenen
Ontvanger: kijk naar antistoffen



Slide 17 - Tekstslide

Bloedgroep patiënt A

Slide 18 - Sleepvraag

Bloedgroep patiënt B

Slide 19 - Sleepvraag

Bloedgroep patiënt AB

Slide 20 - Sleepvraag

Bloedgroep patiënt 0

Slide 21 - Sleepvraag

Slide 22 - Tekstslide

Aan welke bloedgroep kan 0 geven?
A
A
B
B
C
AB
D
Alle bloedgroepen

Slide 23 - Quizvraag

Iemand heeft bloedgroep AB.
Deze persoon kan donor zijn voor mensen met de bloedgroep...
A
A
B
B
C
AB
D
0

Slide 24 - Quizvraag

Bloedgroep
   bepaling

Na toevoegen van anti-A of anti-B vindt er wel of geen klontering plaats

Slide 25 - Tekstslide

Q
A = niet geklonterd
B = geklonterd

Slide 26 - Tekstslide

Welke bloedgroep hoort bij Q?
A
A
B
B
C
AB
D
0

Slide 27 - Quizvraag

P
A = geklonterd
B = niet geklonterd

Slide 28 - Tekstslide

Welke bloedgroep hoort bij P?
A
A
B
B
C
AB
D
0

Slide 29 - Quizvraag

S
A = niet geklonterd
B = niet geklonterd

Slide 30 - Tekstslide

Welke bloedgroep hoort bij S?
A
A
B
B
C
AB
D
0

Slide 31 - Quizvraag

R
A = geklonterd
B = geklonterd

Slide 32 - Tekstslide

Welke bloedgroep hoort bij R?
A
A
B
B
C
AB
D
0

Slide 33 - Quizvraag

Ik heb onbekend bloed en ik voeg anti-A toe. Het bloed gaat klonteren.
Welke bloedgroep is het?
A
0
B
B
C
AB
D
A

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Video

Resusfactor

Slide 36 - Tekstslide

Rhesusfactor
Het rhesus-antigeen heb je (Rh+) of niet (Rh-).         

Rh+ kan bloed krijgen van Rh- en Rh+
Rh- kan alleen bloed krijgen van Rh-.

Mensen met Rh- hebben geen rhesusantigeen.
Zij gaan wel antistoffen tegen rhesus maken wanneer ze in aanraking komen met Rh+ bloed
Het rhesus-antigeen is later ontdekt. Omdat het niet in alle examenvragen terugkomt bespreken we het apart.
Het rhesus-antigen is als eerste ontdekt bij het rhesus aapje

Slide 37 - Tekstslide

Rhesus positief hebben:
A
WEL antigenen rhesus
B
GEEN antigenen rhesus

Slide 38 - Quizvraag

Bepaal de bloedgroep:
Anti-A: klontering
Anti-B: klontering
Anti-Resus: geen klontering
A
AB+
B
AB-
C
0+
D
0-

Slide 39 - Quizvraag

Iemand heeft Resus positief bloed.
Welke antigenen heeft hij op de buitenkant van zijn rode bloedcel?
Welke antistof kan hij maken?
A
Antigeen Resus Antistof Resus
B
Antigeen Resus Geen antistof Resus
C
Geen antigeen Antistof Resus
D
Geen antigeen Geen antistof

Slide 40 - Quizvraag

Iemand heeft Resus positief bloed .
Welk bloed kan hij krijgen ?
(letten even niet op bloedgroep)

A
Resus positief bloed Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen 5 1 Stel het aantal punten invoor deze vraag. Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt. Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen. Differentiëer Differentiëer Instellingen Bij kinderen die worden ingeënt met de dktp-prik (difterie, kinkhoest, pokken en tetanus) en de BMR-prik(Bof, rode hond en mazelen)worden verzwakte ziekteverwekkers ingespoten.. Worden bij een vaccinatie antigenen ingespoten? En worden antistoffen ingespoten? A Alleen antigenen B Alleen antistoffen C Zowel antigenen als antistoffen Quizvraag Resus positief bloed
B
Resus negatief bloed
C
Resus positief en resus negatief bloed
D
Kan je zo niet zeggen

Slide 41 - Quizvraag

Anja heeft bloedgroep 0+
Welke antistoffen tegen bloedgroepantigenen heeft Anja in haar bloed?

A
Alleen anti-resus
B
Alleen anti-A en anti-B
C
Zowel anti-A, anti-B als anti-resus

Slide 42 - Quizvraag

Slide 43 - Link

Slide 44 - Link

Aan de slag
Lees de leerstof B3.8 Bloedgroepen

Slide 45 - Tekstslide