T3 herhaling B1 t/m B8
1 / 43
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een antigeen?
A
Een ziekteverwekker
B
Een herkenningseiwit aan buitenkant cel
C
Een gen die cellen doodmaakt
D
Een gen die overal tegen is
Slide 2 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke lijn laat zien
hoe de hoeveel
antistoffen in je bloed is
bij een eerste besmetting?
hoe de hoeveel
antistoffen in je bloed is
bij een eerste besmetting?
A
Lijn P
B
Lijn Q
C
Lijn R
D
Lijn S
Slide 3 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Kris heeft op plaats 2 een vernauwing zitten. De artsen besluiten een hartinfarct te voorkomen met behulp van een stent. Wat zullen de artsen doen?
A
Er wordt met behulp van een stent een omleiding gemaakt.
B
Er wordt met behulp van een gezond stuk bloedvat een omleiding gemaakt.
C
Er wordt met behulp van een ballonnetje met stent een bloedvat wijder gemaakt. Het ballonnetje wordt weggehaald en de stent blijft achter.
D
Er wordt met behulp van een stent een ballonnetje opgeblazen in het bloedvat. De stent wordt weggehaald en het ballonnetje blijft achter.
Slide 4 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een risicofactor voor slagaderverkalking?
A
sporten
B
cholesterolarm dieet
C
lage bloeddruk
D
suikerziekte
Slide 5 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de functie van het niermerg?
A
Filteren van bloed
B
Productie van urine
C
Verzamelen van urine
D
Afvoer van urine richting de blaas.
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slagaders
Aders
Lymfe-
vaten
Kleppen
Kleppen
Dikke wand
Lage bloeddruk
Hoge bloeddruk
Bevat geen rode bloedcellen
Slide 7 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Waar bestaat bloed uit? wat zit er in bloed?
Slide 8 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
De Linker boezem, longaders, longen, longslagaders en rechterkamer bevinden zich in de kleine bloedsomloop.
Welke route volgt het bloed in de kleine bloedsomloop?
Kies uit:
Rechterkamer -
linkerboezem
longaders
longslagaders
longen
Slide 9 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
In de urine..... wordt urine tijdelijk opgeslagen.
A
blaas
B
leider
C
buis
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Het bloed bestaat uit bloedplasma en bloedcellen.
Het bloedplasma vervoert ......
Het bloedplasma vervoert ......
A
voedingsstoffen, afvalstoffen en zuurstof
B
zuurstof, koolstofdioxide en water
C
voedingsstoffen, afvalstoffen en koolstofdioxide
D
voedingsstoffen, afvalstoffen en zuurstof
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Zet de route door het hart in de juiste volgorde, begin bij de holle ader!
Linkerboezem
Longader
Linkerkamer
Aorta
Holle ader
Rechter boezem
Longslagader
Rechter kamer
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Slide 12 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat heeft een functie bij de bloedstolling?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplaatjes
Slide 13 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Ader
Slagader
Slide 14 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat doen halvemaanvormige kleppen?
A
Zorgen dat bloed niet terugstroomt naar kamers
B
Zorgen dat bloed niet niet terugstroomt naar de boezems
C
Zorgen dat het bloed niet terugstroomt naar de aders
D
Zorgen dat het bloed niet terugstroomt naar de slagaders
Slide 15 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Tijdens de hartpauze zijn ....
A
de hartkleppen gesloten en de halvemaanvormige kleppen gesloten
B
de hartkleppen open en de halvemaanvormige kleppen gesloten
C
de hartkleppen gesloten en de halvemaanvormige kleppen open
D
de hartkleppen open en de halvemaanvormige kleppen open
Slide 16 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
De poortader is belangrijk.
Wat is waar over de poortader?
Wat is waar over de poortader?
A
vervoert zuurstofrijk bloed
naar de lever
B
Vervoert zuurstofarm bloed
naar de lever
C
Vervoert zuurstofrijk bloed
en voedingsstoffen naar de lever
D
Vervoert zuurstofarm bloed en voedingsstoffen naar de lever
Slide 17 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Leg uit wat fibrine en fibrinogeen te maken hebben met de bloedstolling
Slide 18 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Als bloed van de rechterkamer naar de longen stroomt dan gaat het bloed door de .......
Slide 19 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Longslagader
Rechterkamer
Bovenste holle ader
Halvemaanvormige kleppen
Hartklep
Slide 20 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Sleep de route van de afvalstoffen van een biertje
Darmen
Bloed
Nierslagader
nier
urineleider
blaas
Slide 21 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hart-longen-hart is de.............?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
C
Geen van beiden
Slide 22 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is hemoglobine?
Slide 23 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
De vaccinatiegraad is dekkend vanaf..
A
70%
B
80%
C
90%
D
95%
Slide 24 - Quizvraag
90% wordt gezien als dekkend.
95% is wenselijk landelijk
95% is wenselijk landelijk
Wat is bloeddruk?
A
De druk waarmee het hart het bloed de slagaders in pompt
B
De druk op de slagaderen tijdens het samentrekken van het hart
C
De druk in de slagaderen in de rustfase van het hart
D
Het verschil tussen de bovendruk en onderdruk
Slide 25 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slagaderverkalking is........
A
een verharde wand door ophoping van vet en andere stoffen.
B
heel erg vervelend
C
het proces van kalk in het bloed dat aan je wand gaat zitten.
D
niet te genezen.
Slide 26 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een anafylactische reactie?
A
Een onbetrouwbare testuitslag
B
Hevige jeuk op de plaats waar de test wordt uitgevoerd
C
Een ernstige allergische reactie
D
Agressief gedrag v.d. patiënt als reactie op de allergenen
Slide 27 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is GEEN voorbeeld van een allergische reactie?
A
Jip krijgt jeuk als hij een kat aait.
B
Sanne krijgt rode ogen als ze buiten loopt in het voorjaar.
C
Ibrahim krijgt een piepende ademhaling na het sporten.
D
Noa zwelt helemaal op na dat hij gestoken is door een bij.
Slide 28 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is vaccinatiegraad?
A
Het aantal mensen dat allergisch reageert op vaccinaties.
B
Het percentage van de bevolking dat gevaccineerd is.
C
Het aantal verschillende vaccins dat beschikbaar is.
D
Het aantal keer dat een vaccinatie herhaald moet worden.
Slide 29 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
lymfe
bloedplasma
weefselvloeistof
Slide 30 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Lymfe-
vatenstelsel
vatenstelsel
Bloedvatenstelsel
Tussen de cellen
Lymfe
Weefselvloeistof
Bloedplasma
Slide 31 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Door bingedrinking kan hersenschade ontstaan.
Kun je later weer herstellen van deze hersenschade? Leg uit.
Kun je later weer herstellen van deze hersenschade? Leg uit.
Slide 32 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de functie van de lymfeknopen (lymfeklieren)?
A
Halen voedingsstoffen uit lymfe
B
Zuiveren de lymfe van onder andere ziekteverwekkers
C
Halen zuurstof uit lymfe
D
Maakt witte bloedcellen aan
Slide 33 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Noem enkele effecten van alcohol
Slide 34 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Witte bloedcellen
A
vervoeren zuurstof
B
zorgen voor stolling
C
bevatten hemoglobine
D
bestrijden ziekteverwekkers
Slide 35 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is het voordeel van actieve immuniteit tegenover passieve immuniteit is
A
Dat deze je in veel gevallen langer beschermt.
B
Dat je deze maar 1 keer krijgt
C
Dat je direct beschermt bent
D
Dat je deze zelf kan geven
Slide 36 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de bloedgroep van iemand met A-antigeen en B-antigeen?
A
B
B
A
C
O
D
AB
Slide 37 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Het Covid-19 vaccin zorgt voor immuniteit tegen corona. Wat voor soort immuniteit is dat?
A
Actieve immuniteit
B
Passieve immuniteit
Slide 38 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Klontert
Zonder gevaar mogelijk
Bloedgroep A ontvangt van bloedgroep AB
Bloedgroep B ontvangt van bloedgroep 0
Bloedgroep AB ontvangt van bloedgroep A
Bloedgroep 0 ontvangt van bloedgroep AB
Slide 39 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn hier de antigenen?
A
Geel
B
Oranje
C
Blauw
Slide 40 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat doet een antistof?
A
Het plakt aan een ziekteverwekker en maakt deze onschadelijk
B
Het vernietigt rode bloedcellen
C
Het maakt voedsel verteerbaar
D
Het helpt bacteriën groeien
Slide 41 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Een zuurstofdeeltje bevindt zich in een haarvat.
In welke delen komt het zuurstofdeeltje achtereenvolgens terecht?
1
2
3
4
5
Ader onder het sleutelbeen
Borstbuis
Bovenste holle ader
Vocht tussen de cellen
Lymfevat
Slide 42 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 43 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
