H5 Taalverzorging - verkleinwoorden en afkortingen

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
15 minuten lezen
Uitleg taalverzorging verkleinwoorden en afkortingen
Oefenen
Aan de slag

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekenen de afkortingen in dit WhatsApp gesprek?

Wat voor afkortingen gebruik je zelf nog meer?

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het eind van deze les kan verkleinwoorden en afkortingen goed spellen.

Slide 5 - Tekstslide

Verkleinwoorden en afkortingen
Afkortingen schrijf je op verschillende manieren: met hoofdletters en met kleine letters, met of zonder punten.

Zo schrijf je afkortingen:
- Afkortingen van namen van bedrijven, organisaties en landen schrijf je met hoofdletters: BMW, VVD, GB, PSV, RTL, VN

- Afkortingen waarvan je de woorden altijd volledig uitspreekt, schrijf je met punten: a.u.b., bijv. 
- De meeste andere afkortingen schrijf je met kleine letters, zonder punten: vmbo, bh, cv, ov, pin, sms.

Slide 6 - Tekstslide

Verkleinwoorden en afkortingen
Verkleinwoorden: van zelfstandige naamwoorden kan je verkleinwoorden maken, door er -je, -kje, -pje, -tje, of -etje erachter te zetten: hand  - handje; woning - woninkje; pluim - pluimpje; broer - broertje; ring - ringetje.

Let op bij woorden die op één lange klinker eindigen: pyama - pyamaatje; café - cafeetje, auto - autootje; paraplu - parapluutje; tosti - tostietje; 

Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang: blad - blaadje.

Slide 7 - Tekstslide

Noteer het verkleinwoord van:
album

Slide 8 - Open vraag

Noteer het verkleinwoord van:
Kassabon

Slide 9 - Open vraag

Noteer het verkleinwoord van:
Volumeknop

Slide 10 - Open vraag

Noteer het verkleinwoord van:
Berghelling

Slide 11 - Open vraag

Noteer het verkleinwoord van:
Stekker

Slide 12 - Open vraag

Kort op de juiste manier af:
in plaats van

Slide 13 - Open vraag

Kort op de juiste manier af:
per persoon

Slide 14 - Open vraag

Kort op de juiste manier af:
Volkswagen

Slide 15 - Open vraag

Kort op de juiste manier af:
televisie

Slide 16 - Open vraag

Noem een voorbeeld
van een verkleinwoord

Slide 17 - Woordweb

Noem een voorbeeld
van een afkorting

Slide 18 - Woordweb

Ik kan nu verkleinwoorden en afkortingen goed spellen
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

NU
H5 Taalverzorging - verkleinwoorden en afkortingen

1, 1, 2, 3, 3, 4, 4, 5, 8


Slide 20 - Tekstslide