In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
De bank en jouw geld
Betalen
Sparen
Geld lenen
Slide 2 - Tekstslide
Wat is krediet?
A
De vergoeding voor het gebruik van het geld van de bank
B
De rente en de aflossing samen
C
Een ander woord voor lening
D
Het bedrag dat je betaalt om je lening af te lossen
Slide 3 - Quizvraag
Wat is rente?
A
De vergoeding voor het gebruik van het geld van de bank
B
De rente en de aflossing samen
C
Een ander woord voor lening
D
Het bedrag dat je betaalt om je lening af te lossen
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het aflossingsbedrag?
A
De vergoeding voor het gebruik van het geld van de bank
B
De rente en de aflossing samen
C
Een ander woord voor lening
D
Het bedrag dat je betaalt om je lening af te lossen
Slide 5 - Quizvraag
Termijnbedrag
Het bedrag dat je elke keer voor rente en aflossing samen betaalt.
Bijvoorbeeld per maand, of per jaar
Slide 6 - Tekstslide
Looptijd van de lening
De periode waarin je de lening afbetaalt
Slide 7 - Tekstslide
Kredietkosten
Ander woord voor rente
Alles wat je meer terugbetaalt dan je geleend hebt
Formule: Kredietkosten = (aantal termijnen x termijnbedrag) - lening
Slide 8 - Tekstslide
Je leent € 4.000 en betaalt in 3 jaar tijd elke maand € 130. Hoeveel bedragen de kredietkosten?
A
€ 130
B
€ 390
C
€ 680
D
€ 4.000
Slide 9 - Quizvraag
Leenmotieven
Slide 10 - Tekstslide
Je leent geld vanwege een onverwacht hoge reparatie aan je scooter. Van welk leenmotief is hier sprake?
A
Onverwacht geldtekort
B
Koop van een gebruiksgoed
C
Koop van een huis
D
Tijdelijk geldtekort
Slide 11 - Quizvraag
Je leent geld om de PlayStation 5 die je wil hebben te kunnen kopen, terwijl je hier nog niet genoeg geld voor hebt. Van welk leenmotief is hier sprake?
A
Onverwacht geldtekort
B
Koop van een gebruiksgoed
C
Koop van een huis
D
Tijdelijk geldtekort
Slide 12 - Quizvraag
Je krijg binnenkort vakantiegeld, maar je moet alvast een deel van je vliegtickets betalen. Je besluit geld te lenen om de vliegtickets te kunnen betalen. Van welk leenmotief is hier sprake?
A
Onverwacht geldtekort
B
Koop van een gebruiksgoed
C
Koop van een huis
D
Tijdelijk geldtekort
Slide 13 - Quizvraag
Hypothecaire lening
Lening voor de aankoop van een huis
Het huis dient als onderpand --> lager rentepercentage
Slide 14 - Tekstslide
Consumptief krediet
Voor de aanschaf van een duurzaam consumptiegoed (auto, wasmachine, etc.)
Slide 15 - Tekstslide
Soorten consumptief krediet
Slide 16 - Tekstslide
Je koopt bij Wehkamp.nl een voor € 200,- aan kleding. Je spreekt met Wehkamp af dat je deze kleding over 4 maanden aan ze terugbetaalt. Welk soort consumptief krediet is dit?
A
Doorlopend krediet
B
Koop op afbetaling
C
Persoonlijke lening
D
Salariskrediet
Slide 17 - Quizvraag
Je hebt met de bank afgesproken dat je altijd € 1.000 mag lenen. Je besluit nu om een scooter te kopen van € 800 en gebruikt hiervoor een deel van het krediet. Welke soort consumptief krediet is dit?
A
Doorlopend krediet
B
Koop op afbetaling
C
Persoonlijke lening
D
Salariskrediet
Slide 18 - Quizvraag
Je leent € 400 van de bank om de onderhoudskosten aan je scooter te kunnen betalen. Je spreek af dit bedrag in 4 maanden terug te betalen. Welke soort consumptief krediet is dit?
A
Doorlopend krediet
B
Koop op afbetaling
C
Persoonlijke lening
D
Salariskrediet
Slide 19 - Quizvraag
Wat vinden jullie goed aan mijn lessen tot nu toe? Wat kan ik verbeteren?