Je kunt de bouw en signaalverwerking van verschillende typen neuronen beschrijven.
Je kunt de bouw, functies en werking van het zenuwstelsel beschrijven.
Slide 2 - Tekstslide
Centrale zenuwstelsel
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en de ruggenmerg
Slide 3 - Tekstslide
Perifeer zenuwstelsel
Zenuwen vanuit het ruggemerg.
Deze verbinden het hele lichaam aan het centraal zenuwstelsel.
Slide 4 - Tekstslide
Perifeer zenuwstelsel
Slide 5 - Tekstslide
Animaal en autonoom zenuwstelsel
Bewuste reacties door animale zenuwstelsel
(maar ook reflexen).
Onbewuste processen door autonoom zenuwstelsel.
(werking van organen)
Slide 6 - Tekstslide
Autonoom zenuwstelsel
Animaal zenuwstelsel
Doelwitweefsels
Gladde spieren, klieren en hartspier
Doelwitweefsels
Dwarsgestreepte spieren
Slide 7 - Tekstslide
Prikkels en impulsen
Prikkel
Impuls
Slide 8 - Tekstslide
Begrippen
Zintuigcellen noemen we een receptoren: ontvangen prikkel uit milieu en zetten die om in een impuls
Zenuwcellen noemen we conductoren: geleiden impulsen
Spieren en klieren noemen we effectoren: reageren op de impuls
Slide 9 - Tekstslide
Soorten neuronen
a = sensorisch neuron
b = schakelneuron c = motorisch neuron
1 = zintuigcellen 2 = spiercellen
Slide 10 - Tekstslide
Onderdelen van neuronen
Cellichaam: met celkern
Dendriet: uitloper die impulsen ontvangt
Axon (neuriet): uitloper die impulsen van het cellichaam af leidt
Slide 11 - Tekstslide
Myelineschede
Cellen van Schwann = onderdeel van myelineschede
stevigheid zenuwweefsel, beschermen en voeden neuronen, handhaven homeostase weefselvloeistof
Versnellen impulssnelheid
BiNaS 88A
Slide 12 - Tekstslide
Cellulaire plasticiteit
myelinisatie: aanmaak myelineschede rondom uitlopers: impulsoverdracht gaat veel sneller. Synaptogenese is daarna niet meer mogelijk.
Slide 13 - Tekstslide
Gliacellen
Gliacellen = ondersteunende cellen
1011 neuronen +1012 gliacellen
cellen van Schwann
astrocyten (bloed hersen barriere)
Slide 14 - Tekstslide
Van sensor tot effector
Slide 15 - Tekstslide
Impulsoverdracht
De impulsoverdracht van zenuwcel naar zenuw-, spier- of kliercel gebeurt met neurotransmitters.
Deze neurotransmitters worden losgelaten in de synaptische spleet waarna zij zich binden aan receptoren van de doelwitcel en daar de Na+ kanalen open gaan.
Slide 16 - Tekstslide
In de hersenen ligt de grijze stof aan de buitenkant, witte stof binnenin.
In het ruggenmerg ligt de grijze stof binnenin en de witte stof aan de buitenkant.
Slide 17 - Tekstslide
Grijze en witte stof
Witte stof:
Uitlopers (isolerend laagje zorgt voor witte kleur)
Grijze stof: Schakelcellen en cellichaam bewegingscellen
Slide 18 - Tekstslide
Spinale ganglia
Aan de rugzijde (dorsaal) komen de
sensorische neuronen binnen. De celkernen ervan liggen nog buiten
het ruggenmerg in de spinale ganglia (ev: ganglion).