H3b 10-11-21 herhaling pers vnw les 1

Herzlich Willkommen






beim Deutschunterricht
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herzlich Willkommen






beim Deutschunterricht

Slide 1 - Tekstslide

Was lernt ihr heute?
Je leert persoonlijke voornaamwoorden herkennen en toepassen in zinnen.

Je kunt het onderwerp en lijdend voorwerp bepalen in een zin.

Slide 2 - Tekstslide

Grammatikcheck
Het persoonlijk voornaamwoord in de verschillende vormen
(Nominativ, Dativ, Akkusativ)

Slide 3 - Tekstslide

Form der Wörter
In het Duits woorden vervoegen:

1. via voorzetsels

2. via ontleden 

Slide 4 - Tekstslide

Nominativ
Akkusativ
Dativ
Onderwerp
lijdend 
voorwerp
meewerkend voorwerp

Slide 5 - Sleepvraag

Voorzetsel met Akkusativ vorm

durch
für
ohne
um
bis
gegen
entlang


door
voor
zonder
om
tot
tegen
langs

Slide 6 - Tekstslide

Voorzetsels met Dativvorm
mit
nach
bei
seit
von
zu
aus
außer 
gegenüber

met
naar
bij
sinds
van
tot/naar
uit
behalve
tegenover

Slide 7 - Tekstslide

ontleden en vorm bepalen
1. Nominativ = onderwerp
3. Dativ = 
4. Akkusativ = 

Slide 8 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord
na voorzetsels

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Das Buch ist für (jou) ...............
A
dir
B
dich
C
sie
D
Sie

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Ergänze:
Dieses Medikament ist für (hem) ........
A
sie
B
ihn
C
ihr
D
ihm

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Meine Mutter ist krank. Wir müssen uns um (haar) ........ kümmern.
A
dich
B
ihn
C
sie
D
ihm

Slide 15 - Quizvraag

Persoonlijke voornaamwoorden na ontleden

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Kann ich (jou) ....... morgen besuchen?
A
dir
B
dich
C
sie
D
Ihnen

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Ich gebe (haar) ....... das Buch
A
ihm
B
dir
C
ihnen
D
ihr

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Hast (jij) ...... (haar) ....... gesehen?
A
dich, sie
B
dir, ihr
C
du, ihr
D
du, sie

Slide 22 - Quizvraag

Welke stelling is op jou van toepassing?
A
Ik snap het nog niet (en heb nog uitleg nodig)
B
Ik begin het te snappen (en moet vooral veel gaan oefenen)
C
Ik snap het (en kan alleen aan de slag)
D
Ik snap het (en kan het anderen uitleggen

Slide 23 - Quizvraag

Was habt ihr gelernt?
Je kunt het onderwerp en lijdend voorwerp bepalen in een zin.
Je kent persoonlijke voornaamwoorden in de 1ste en 4de naamval.




Slide 24 - Tekstslide

Bis zum nächsten Mal

Slide 25 - Tekstslide