4.2 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je moet de functies van voedingsstoffen en voedingsvezel in voedingsmiddelen kunnen noemen.
  • je moet zes groepen voedingsstoffen met hun functie en kenmerken kunnen noemen.

Slide 2 - Tekstslide

Voedingsmiddel en voedingsstof
Een voedingsmiddel is alles wat je eet of drinkt.

Een voedingsstof is een nuttige stof (bruikbaar bestanddeel) in een voedingsmiddel.

Slide 3 - Tekstslide

Er zijn 6 voedingsstoffen !
Koolhydraten
Eiwitten
Vetten
Water
Vitaminen
Mineralen

Slide 4 - Tekstslide

Functies van voedingsstoffen
Bouwstof: nodig voor groei, ontwikkeling en herstel, dus om nieuwe cellen te maken.
Brandstof: levert energie bij verbranding (voor beweging of constant houden lichaamstemperatuur).
Reservestof: wordt opgeslagen (energie voor later).
Beschermende stof: om ziektes te voorkomen, versterken je afweersysteem.

Slide 5 - Tekstslide

Voedingsstof
Bouwstof
Brandstof
Reservestof
Beschermende stof
Eiwitten
Koolhydraten
Vetten
Water
Mineralen
Vitaminen

Slide 6 - Tekstslide

Voedingsstof
Bouwstof
Brandstof
Reservestof
Beschermende stof
Eiwitten
ja
ja
nee
nee
Koolhydraten
ja
ja
ja
nee
Vetten
ja
ja
ja
nee
Water
ja
nee
nee
nee
Mineralen
ja
nee
nee
ja
Vitaminen
ja
nee
nee
ja

Slide 7 - Tekstslide

Eiwitten
Eiwitten dienen als bouwstoffen en  brandstoffen. Ze zijn nodig voor de vorming van cytoplasma en bij de vorming van spieren.
Een teveel aan eiwit wordt omgezet naar vet en dan opgeslagen als reservestof. 

vlees, vleesvervangers, zuivel, vis, noten en eieren

Slide 8 - Tekstslide

Koolhydraten
Koolhydraten dienen als brandstof, maar worden soms gebruikt als bouwstof of reservestof. 
Voedingsvezels zijn ook koolhydraten

Voorbeelden: suikers zoals glucose, zetmeel en glycogeen (= opslagvorm van suiker).
Pasta, rijst, aardappelen, brood, fruit en groente

Slide 9 - Tekstslide

Vetten
Vetten dienen vooral als brandstof, maar worden ook gebruikt als bouwstof en worden snel opgeslagen als reservestoffen.



boter, kaas, vlees, vis en kip, noten, oliën, room, zaden en avocado.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een verschil tussen een verzadigd vet en een
onverzadigd vet?
A
Van een verzadigd vet raak je sneller "vol" als je dat eet.
B
Onverzadigde vetten zijn altijd dierlijke vetten en verzadigde vetten zijn altijd plantaardige vetten.
C
Verzadigde vetten stollen bij kamertemperatuur en onverzadigde vetten blijven dan vloeibaar.
D
Verzadigde vetten zijn gezonder voor de bloedvaten dan onverzadigde vetten.

Slide 11 - Quizvraag

Onverzadigde vetten
Verzadigde vetten
meestal plantaardig
meestal dierlijk
gezond
minder gezond
vloeibaar bij kamertemperatuur
vast bij kamertemperatuur
belangrijke bouwstof
vooral brandstof en reservestof
vloeibare vetten, noten en vis
vergroting kans hart-en vaatziekten

Slide 12 - Tekstslide

Water
Water is de belangrijkste bouwstof voor het lichaam en water speelt een belangrijke rol bij het vervoeren van andere stoffen in het lichaam.
Je lichaam bestaat voor ongeveer 60% uit water.


Dranken, fruit en groenten

Slide 13 - Tekstslide

Mineralen
Mineralen in ons lichaam zijn vooral bouwstoffen en beschermende stoffen. Het zijn zouten, bijvoorbeeld calcium (voor je botten), natrium, kalium, magnesium en ijzer. Mineralen zijn ook nodig voor de werking van enzymen in je lichaam.

Slide 14 - Tekstslide

Vitaminen
Vitaminen zijn de belangrijkste beschermende stoffen. 
Ze zorgen dus dat je gezond blijft. Sommige vitaminen zijn oplosbaar in vet (zoals A, D en E) en anderen in water (zoals B en C). Vit. K wordt gemaakt door de bacteriën die in onze dikke darmen zitten.

Slide 15 - Tekstslide

Voedingsvezels 
  • Verzamelnaam voor plantaardige stoffen die je lichaam niet kan verteren.
  • Vezels behoren tot de koolhydraten.
  • Afkomstig uit de celwanden van planten (groente, fruit, peulvruchten en volkoren producten).
  • Zorgen voor een verzadigd gevoel.
  • Belangrijk voor een goede darmwerking (peristaltiek) om bijvoorbeeld geen verstoppingen te krijgen.

Slide 16 - Tekstslide

Welke voedingsstoffen horen bij de bouwstoffen?
A
Eiwitten en koolhydraten
B
Eiwitten, koolhydraten en vetten
C
Eiwitten, koolhydraten, vetten en water
D
Eiwitten, koolhydraten, vetten, water, mineralen en vitamines

Slide 17 - Quizvraag

Welke voedingsstoffen horen bij de beschermende stoffen?
A
Eiwitten en vetten
B
Koolhydraten en mineralen
C
Mineralen en vitamines
D
Vitamines en vetten

Slide 18 - Quizvraag

Hoe kom je aan vezels in je voeding?
A
zitten in plantaardige voedingsmiddelen
B
zitten in dierlijke voedingsmiddelen

Slide 19 - Quizvraag

Horen vezels bij de voedingsstoffen?
A
Ja, door vezels gaan je darmen goed werken
B
Ja, vezels zuiveren je bloed
C
Nee, want vezels kun je niet eten
D
Nee, vezels worden niet opgenomen in je bloed

Slide 20 - Quizvraag

Waar zitten weinig vezels in?
A
Bananenschil
B
Amandelen
C
Witte rijst
D
Zilvervlies rijst

Slide 21 - Quizvraag

Wanneer word je dik van suiker?
A
Als je er teveel van binnenkrijgt. Het wordt dan als reservestof opgeslagen
B
Als je de suiker als brandstof gebruikt
C
Als je de suiker als bouwstof gebruikt
D
Je wordt altijd dik van suiker als je dat eet

Slide 22 - Quizvraag


Moet WEL verteerd worden
Hoeft NIET verteerd te worden
Eiwit
Water
Zetmeel
Vetten
Glucose
Mineralen
Vitaminen

Slide 23 - Sleepvraag

Koolhydraten kunnen functioneren als brandstof (energierijke stof), bouwstof of reservestof. Wat is een voorbeeld van een koolhydraat die dient als reservestof?
A
glucose
B
glycogeen
C
glucagon
D
suiker

Slide 24 - Quizvraag

Wat is geen brandstof?
A
water
B
eiwitten
C
koolhydraten
D
vetten

Slide 25 - Quizvraag

HUISWERK
Bestudeer 4.2
en maak 11 t/m 16

Slide 26 - Tekstslide