Taal thema 6, groep 4
1 / 21
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welke woord hoort bij deze uitleg?
Heel mooi
Heel mooi
A
Schitterend
B
Aanstaren
C
Uitdrukken
D
Het humeur
Slide 2 - Quizvraag
A
Een portret
B
Een stilleven
C
Het landschap
D
De voorgrond
Slide 3 - Quizvraag
Als iets of iemand op een foto of schilderij dichtbij staat. Dan staat het op de...
A
De voorgrond
B
De achtergrond
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het wanneer-deel:
Woensdag hadden we een fantastisch feest.
Woensdag hadden we een fantastisch feest.
A
Woensdag
B
woensdag hadden
C
fantastisch
D
feest
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het wanneer-deel:
We gaan naar de bieb om 10 uur
We gaan naar de bieb om 10 uur
A
10 uur
B
de bieb
C
we gaan
D
om 10 uur
Slide 6 - Quizvraag
Typ een wanneer-deel
Slide 7 - Woordweb
Vorige week heb ik een foto gemaakt.
Slide 8 - Open vraag
Wat is het wie-deel + werkwoord?
Groep 4 oefent goed met de taalopdrachten.
Groep 4 oefent goed met de taalopdrachten.
A
Groep 4
B
oefent goed
C
Groep 4 oefent
D
met de taalopdrachten
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het wie-deel + werkwoord?
Zij zijn erg blij.
Zij zijn erg blij.
Slide 10 - Open vraag
Wat is het wie-deel + werkwoord?
De kinderen dansen in de zon.
De kinderen dansen in de zon.
A
kinderen dansen
B
De kinderen dansen
C
De kinderen dansen in
D
dansen in de zon
Slide 11 - Quizvraag
Een ander woord voor: het meer
A
De zee
B
de verrekijker
C
Knipogen
D
De plas
Slide 12 - Quizvraag
Je kijkt een tijdje naar één punt.
A
loeren
B
aangapen
C
staren
D
gluren
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het meervoud?
Kast
Kast
Slide 14 - Open vraag
Wat is het meervoud?
taart
taart
Slide 15 - Open vraag
Wat is het meervoud?
meisje
meisje
Slide 16 - Open vraag
Wat is het meervoud?
verrekijker
verrekijker
Slide 17 - Open vraag
huilen
hard
lelijk
veel
lachen
weinig
zacht
mooi
Slide 18 - Sleepvraag
Wat is dit?
A
Het hekje
B
Een cartoon
C
Een symbool
D
Een teken
Slide 19 - Quizvraag
Hoe noem je dit?
Slide 20 - Open vraag
Een ander woord voor:
met
met
A
Kennelijk
B
Bepaald
C
Door middel van
D
Logisch
