Als je twijfelt over of het werkwoord als kww in de zin staat of als zww, kijk dan of je het beoogde kww in de zin kunt vervangen voor alle twee de kww uit hetzelfde rijtje.
Bijv.
1a. Hij is aardig voor mij geweest.
'geweest' komt van het kww 'zijn'. Om nu zeker te weten of
het een kww is, kijk je of je 'geweest' in de zin kunt vervangen
voor het vdw van 'worden' en 'blijven'. Dan krijg je.
1b. Hij is aardig voor mij gebleven.
1c. Hij is aardig voor mij geworden.
Dit zijn twee correcte zinnen. 'geweest' is dus een kww.