Hebben de volgende zinnen een lijdend voorwerp? Zo ja, welk zinsdeel is dat dan?
1) In Canada wonen maar dertig miljoen mensen.
2) Ik beveel je naar huis te gaan.
3) Het meisje kocht in de winkel twee kilo bananen.
4) Op het gehakt plakte de verkoopster een kortingssticker.
5) Brian is een aardige jongen.