20180924 grammatica (5)

Grammatica
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Programma

Huiswerk nakijken 

Klassikale uitleg lijdendvoorwerpszin en bwb-zin 

Zelfstandig leren
Leerdoelen

Je kent en herkent een lijdendvoorwerpszin.

Je kent en herkent een bwb-zin.

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk

Talent 1.4
Opdrachten 8-13

1e ronde (8 minuten)
Je krijgt een werkblad;
Je werkt in 2-/3-tallen;
Je vult op het werkblad in wat jullie gezamenlijke antwoord is;
Je overlegt fluisterend.
2e ronde
We bespreken de antwoorden klassikaal.

3e ronde
Eventuele onduidelijkheden bespreken.

timer
8:00

Slide 3 - Tekstslide

Lijdendvoorwerp
Het LV ondergaat het (werkwoordelijk) gezegde;
Begint nooit met een voorzetsel;
Zit niet in iedere zin, maar is in sommige zinnen wel verplicht.

Ik loop. (grammaticaal correct)
Ik geef. (hier mist het complement dat je geeft)


Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld (1)
We schilderen de muur.

1) Welk zinsdeel is geen onderwerp en kan niet met een voorzetsel beginnen 
     (zonder de betekenis te veranderen)? De muur - LV
2) Wat wordt geschilderd (ondergaan van het gezegde)? De muur - LV
3) Wat schilderen we? De muur - LV

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld (2)
Ik hoop dat je komt.

1) Welk zinsdeel is geen onderwerp en kan niet met een voorzetsel beginnen 
     (zonder de betekenis te veranderen)? Dat je komt - LV
2) Wat wordt gehoopt (ondergaan van het gezegde)? Dat je komt - LV
3) Wat hoop ik? Dat je komt - LV

Slide 6 - Tekstslide

Even oefenen
Hebben de volgende zinnen een lijdend voorwerp? Zo ja, welk zinsdeel is dat dan? 
1) In Canada wonen maar dertig miljoen mensen.
2) Ik beveel je naar huis te gaan.
3) Het meisje kocht in de winkel twee kilo bananen.
4) Op het gehakt plakte de verkoopster een kortingssticker.
5) Brian is een aardige jongen.

Slide 7 - Tekstslide

Even oefenen
Hebben de volgende zinnen een lijdend voorwerp? Zo ja, welk zinsdeel is dat dan? 
1) In Canada wonen maar dertig miljoen mensen.
2) Ik beveel je naar huis te gaan.
3) Het meisje kocht in de winkel twee kilo bananen.
4) Op het gehakt plakte de verkoopster een kortingssticker.
5) Brian is een aardige jongen.

Slide 8 - Tekstslide

Lijdendvoorwerpszin
Van lijdend voorwerp naar lijdendvoorwerpszin

Het verschil is de extra persoonsvorm (uit de bijzin)
De bijzin is het lijdend voorwerp in de hoofdzin.

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld
De leerling zegt dat regelmatig.
De leerling zegt regelmatig dat hij zijn huiswerk niet af heeft.

Slide 10 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
Een restcategorie.
Het zegt iets over het onderwerp of een van de andere zinsdelen.
Zegt vaak iets over tijd, plaats, reden enz.

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelden
In de winter sneeuwt het. (tijd)
Ze kuste hem in het park. (letterlijk de plaats)
Ik stop, omdat het stoplicht op rood staat. (reden)
Ik geef niet een boek weg. (ontkenning)

Slide 12 - Tekstslide

Van bijwoord. bepaling naar bwb-zin
In de winter Als het winter is, sneeuwt het. (tijd)
Ze kuste hem in het park in het park waar zij vaak is. (letterlijk de plaats)
Ik stop, omdat het stoplicht op rood staat. (reden)
Nadat ik klaar ben met de uitleg, gaan jullie aan de slag.

Slide 13 - Tekstslide

Optie 1
Moeite met het herkennen van samengestelde zinnen? Maak dan de volgende opdracht op cambiumned.





Optie 2 
Nog even de stappen bij zinsdelen opfrissen?





Optie 3
Ga aan de slag met woordenschat en/of fictie.

Slide 14 - Tekstslide