v5 hst 3 vroege middeleeuwen

3.1 Hofstelsel en horigheid
- Het uiteenvallen van het Romeinse Rijk was een proces en geen plotselinge gebeurtenis en had vooral te maken met de zwakker wordende centrale macht van Rome.
- Na de val werd de samenleving gedomineerd door grootgrondbezitters die soeverein waren op hun domein.
- Daarnaast ontstond de standensamenleving: 1e stand de geestelijken, 2e stand de adel en 3e stand de boeren
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

3.1 Hofstelsel en horigheid
- Het uiteenvallen van het Romeinse Rijk was een proces en geen plotselinge gebeurtenis en had vooral te maken met de zwakker wordende centrale macht van Rome.
- Na de val werd de samenleving gedomineerd door grootgrondbezitters die soeverein waren op hun domein.
- Daarnaast ontstond de standensamenleving: 1e stand de geestelijken, 2e stand de adel en 3e stand de boeren

Slide 1 - Tekstslide

Boeren 
- Op het land van de adel werkten de boeren:
-Vrije boeren met eigen grondbezit en militaire verplichtingen
-Horige boeren, die de heer moesten gehoorzamen
-lijfeigenen, geen bezit en volledig in de macht van de landsheer
- Het grondgebied van de heer = domein. Dit was de belangrijkste sociaaleconomische eenheid in de middeleeuwen. De grootgrondbezitter kon een militaire leider zijn, of een kerk, bisschop of een koning.
- Het domein + de boeren die eraan verbonden waren noemen we het hofstelsel.

Slide 2 - Tekstslide

Agrarische samenleving
- Onder het Romeinse gezag was er sprake van een agrarisch-urbane samenleving. Nadat het centrale gezag wegviel verdween het urbane en werd het een agrarische samenleving.
- handel verdween doordat het onveilig werd om te reizen en bescherming van het centrale gezag verdween. 
-steden verdwenen, mensen verbonden zich aan een grootgrondbezitter op een domein.
-geen handel --> het domein wordt zelfvoorzienend (=autarkie)
- geld verdween als betaalmiddel en er kwam een ruileconomie.
- Militarisering van de samenleving, omdat het de taak was van de heer om zijn bezit te beschermen 

Slide 3 - Tekstslide

3.2 verspreiding van het christendom
- Het christendom werd in 392 de staatsgodsdienst van het Romeinse rijk
- Dit betekende niet dat iedereen in het Rijk christen werd
- De kerstening van Europa duurde tot ongeveer 1000 na chr.
- De vorst bekeren was een middel om het geloof te verspreiden, maar ook aansluiten bij bestaande heidense gebruiken was een middel om vooral het volk te bekeren.
-Missionarissen werden beschermd door vorsten --> samenwerking tussen kerk en koningen

Slide 4 - Tekstslide

De geestelijkheid 
- belang en invloed van geestelijkheid steeds groter
- reguliere geestelijken die het geloof verspreidden
- klooster die een belangrijke economische rol hadden en veel grondbezit hadden door o.a. schenkingen

Slide 5 - Tekstslide

3.3 Het feodale stelsel
- Grootgrondbezitter, de leenheer of koning, verdeeld zijn grond en leent een stuk land uit aan een trouwe helpers (leenman, graaf, hertog) 
- de leenman bestuurt in naam van de koning het gebied.
-onderling vertrouwen is hierbij belangrijk.
-Dit was tevens de zwakte van het systeem: leenman en leenheer kwamen vaak in conflict en de leenman had de neiging om het leen als zijn bezit te gaan zien.

Slide 6 - Tekstslide

3.4 Verspreiding van de Islam
- Vanaf 632 snelle verspreiding van Islam in Arabische wereld en rond 720 Noord Afrika en Spanje
- Opmars naar Europa gestopt door Karel Martel (732).
- De islamitische heersers accepteerden andere geloven binnen hun rijk waardoor hun overheersing werd geaccepteerd- Wel sprake van islamisering: islamitische munt, Arabische taal en islamitische wetgeving werd ingevoerd en de Islamitische architectuur verspreidde zich
- In de 9e eeuw verzwakt het centrale gezag van het kalifaat en valt het uiteen. Spanje werd toen een onafhankelijke islamitische staat.


Slide 7 - Tekstslide

Hst 4 De Late Middeleeuwen
- 1000-1500
- Handel leeft op door agrarische revolutie die tot meer voedselproductie leidde
- bevolking groeit en landbouwoverschotten konden verhandeld worden -> markten en jaarmarkten op centraal gelegen plekken-> handel over lange afstanden nam toe -> ontstaan van handelsnetwerken en samenwerking bv Hanze in Europa (k.a. Opkomst van handel en ambacht en herleven van agrarisch urbane samenleving)
-Herleving van geldeconomie

Slide 8 - Tekstslide

Opkomst van steden
- De derde stand bestond in de vroege middeleeuwen vooral uit boeren, in de late middeleeuwen kwamen daar de kooplieden en ambachtslieden bij. Zij hadden zich in een beroep gespecialiseerd. 
- De stad werd hun leef- en werkomgeving
- De burgerij had stadsrechten en het bestuur lag bij de rijke stadsbewoners (patriciërs)
- Economisch leven werd bepaald door de gilden = beroepsverenigingen die voorschriften en regels hanteerden om wildgroei te voorkomen.

Slide 9 - Tekstslide

Leven in de stad
- De steden waren voedingsbodem voor besmettelijke ziekten bv de pest, vooral in de 14e eeuw.
- stad werd machtiger en zelfstandiger --> macht van de adel nam af -> stadsrechten

Slide 10 - Tekstslide

4.2 Uitbreiding van de christelijke wereld
- reconquista van Spanje op de islam
- kruistochten = poging om de heilige plaatsen in Israel te veroveren op Islamitische bezetters
- uitbreiding van christendom in Oost Europa
- Vervolging van andersdenkenden oa katharen

Slide 11 - Tekstslide

4.3 Strijd tussen paus en keizer
- tweezwaardenleer = wereld is verdeeld in twee machtssferen nl een geestelijke (de kerk) en een wereldlijke macht ( koningen)
-In late ME kwamen er conflicten over de vraag wie de hoogste macht had
- investituurstrijd: paus Gregorius VII beriep zich op de Schenking van Constantijn) Dit is een vervalst document waarin gesteld wordt dat de wereldlijke macht zich moet onderwerpen aan de geestelijke macht.
- Investituurtrijd ging om de vraag wie bisschoppen mocht benoemen: de koning of de paus en tevens de vraag wie machtiger was: koning of paus.
- Concordaat van Worms

Slide 12 - Tekstslide

4.4 Staatsvorming en centralisatie
- Centralisatie: de leenheer (koning) probeert zijn macht te vergroten. Zijn leenmannen moeten hem daarom gehoorzamen. Dan kan de koning zijn macht over al zijn gebieden verspreiden dmv wetgeving, belastingen, geloof. 
- het absolutisme is het eindpunt van centralisatie politiek -->
alle macht is verenigd in ééń persoon


Slide 13 - Tekstslide

Voorbeelden
- centralisatiepolitiek mislukt in het Duitse keizerrijk. 
- Oorzaak :Concordaat van Worms waarbij de keizer het benoemen van bisschoppen moet overlaten aan de adel; adel gebruikt dit recht om invloed van de keizer te verkleinen.
- In Frankrijk lukt de centralisatie wel: de adel wordt onderworpen en is gehoorzaam aan de centrale macht = de koning
- in Engeland moet de koning(in) een sterk parlement naast zich dulden --> geen absolutisme

Slide 14 - Tekstslide