Examentraining - 2023-1

Examentraining Nederlands
2023 - tijdvak 1
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Examentraining Nederlands
2023 - tijdvak 1

Slide 1 - Tekstslide

Tekst 2
'In 2025 proefdiervrij? Nee, die termijn zal Nederland niet halen'

Slide 2 - Tekstslide

1. In alinea 1 wordt de tekst ingeleid door de aanleiding voor het schrijven van de tekst te geven. Op welke twee andere manieren wordt de tekst ingeleid in alinea 1? Kies uit: anekdote - deskundige - samenvatting - centrale probleem- voorbeelden.

Slide 3 - Open vraag

2. "Dat betreft een op de drie proefdieren." (r. 11-12). Waar verwijst 'Dat' naar? Citeer het zinsgedeelte waar 'Dat' naar verwijst.

Slide 4 - Open vraag

3. In alinea 1 zegt Hendriksen: "We gaan gestaag de goede kant op" (r. 12-13) Wat bedoelt hij met deze uitspraak?
A
Alternatieven voor dierproeven worden langzaam uitgebannen.
B
Binnenkort is er een studiedag over proefdiergebruik voor medicijnen.
C
De geneesmiddelen worden steeds veiliger en werkzamer.
D
Er worden steeds minder proefdieren gebruikt voor medicijnen.

Slide 5 - Quizvraag

4. In alinea 2 legt Hendriksen het verschil uit tussen proefdiertesten voor medicijnen en proefdiertesten voor vaccins. Wat is het verschil tussen deze testen? Gebruik hiervoor informatie uit alinea 2. Gebruik in totaal niet meer dan 30 woorden.

Slide 6 - Open vraag

5. Welke zin uit alinea 3 bevat informatie die zeker in een samenvatting van deze tekst opgenomen moet worden?
A
Het gebruik is flink verminderd.
B
Overleefde het dier de test, dan was het vaccin werkzaam.
C
En bij vaccins tegen difterie testen we de veiligheid op celkweken.
D
Dan hebben we helemaal geen proefdieren meer nodig.

Slide 7 - Quizvraag

6. Hendriksen vindt de maatschappij hypocriet als het gaat om dierproeven. Maak duidelijk wat volgens hem tegenstrijdig is. Baseer je antwoord op de informatie uit alinea 6. Gebruik maximaal 25 woorden.

Slide 8 - Open vraag

7. Met welk doel lijkt deze tekst te zijn geschreven? De tekst wil de lezer vooral
A
informeren over de verschillende ontwikkelingen in het proefdiergebruik voor geneesmiddelen.
B
informeren over het feit dat mensen hypocriet zijn als het gaat om hun houding tegenover proefdiergebruik.
C
overtuigen van de noodzaak om proefdieren voor geneesmiddelenonderzoek te gebruiken.
D
overtuigen van het feit dat proefdiergebruik voor medicijnen teruggedrongen kan worden.

Slide 9 - Quizvraag

Tekst 4
'De strijd van de bieb om de puber die niet lezen wil'

Slide 10 - Tekstslide

1. Wat is het hoofdonderwerp van deze tekst?
A
activiteiten om de leesmotivatie van jongeren in kaart te brengen
B
activiteiten om jongeren aan het lezen te krijgen
C
inspanningen van bibliotheken om meer leden te werven
D
inspanningen van scholen om jongeren meer te laten lezen

Slide 11 - Quizvraag

2. Waarom worden in de bibliotheek van Veenendaal hiphoplessen gegeven? In de bibliotheek van Veenendaal worden hiphoplessen gegeven, omdat

Slide 12 - Open vraag

3. Citeer de zin uit alinea 4 waarin duidelijk wordt waarom de daling van het leesniveau van jongeren een probleem is.

Slide 13 - Open vraag

4. Wat is het verband tussen alinea 5 en alinea 6? Alinea 6 geeft een
A
aanleiding voor de constatering van Marleen Davelaar
B
bewering over de afnemende leesmotivatie.
C
uitleg bij de constatering van Marleen Davelaar.
D
voorbeeld van de afnemende leesmotivatie.

Slide 14 - Quizvraag

5. Docent Marleen Davelaar signaleert bij haar leerlingen een probleem als gevolg van de ontlezing. Citeer de zin uit alinea 7 of alinea 8 waarin dit probleem wordt vermeld.

Slide 15 - Open vraag

6. In alinea 10 staan de volgende twee zinnen: "Thuis lezen ouders steeds minder vaak. Jongeren missen zo een goed voorbeeld, leren niet dat lezen ook leuk en ontspannend kan zijn." (r. 94-98). Wat is het verband tussen de eerste en de tweede zin?
A
conclusie
B
gevolg
C
opsomming
D
reden

Slide 16 - Quizvraag

7. In de tekst wordt beweerd dat er een verband is tussen hiphop en lezen. Citeer de zin uit alinea 2, alinea 12 of alinea 14 die dit verband het best duidelijk maakt.

Slide 17 - Open vraag

8. Wat is het doel van deze tekst?
A
lezers informeren over activiteiten van bibliotheken om ontlezing te bestrijden
B
lezers informeren over het verband tussen hiphop en boeken
C
lezers overtuigen van het belang van hiphoplessen in de bibliotheek
D
lezers overtuigen van het nut van de bibliotheek om ontlezing tegen te gaan

Slide 18 - Quizvraag

9. Waarmee wordt de tekst in de alinea's 12 tot en met 14 afgesloten?
A
met een conclusie over de hiphoplessen in de bibliotheek
B
met nieuwe informatie over manieren om ontlezing tegen te gaan
C
met een samenvatting van de activiteiten in de bibliotheek
D
met een verwijzing naar het voorbeeld uit de alinea's 1 en 2

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

10. Het tekstfragment begint met de zin: "Boekenwinkels zien de laatste tijd iets opmerkelijks: een boek verkoopt ineens zo goed dat het bijna meteen is uitverkocht." Waarom is dit opmerkelijk, gezien wat er in tekst 4 wordt geconstateerd over de leesmotivatie van jongeren? Gebruik maximaal 15 woorden.

Slide 21 - Open vraag

11. In het tekstfragment staat waarom TikTok-gebruikers leestips uitwisselen. Noteer twee redenen die hiervoor in het tekstfragment worden genoemd.

Slide 22 - Open vraag

12. Zowel de hoofdtekst als het tekstfragment gaat over jongeren en lezen. Hoe is het tekstfragment het best te typeren ten opzichte van de hoofdtekst?
A
als een aanvulling op manieren om de leesmotivatie van jongeren te verbeteren
B
als een conclusie van onderzoek om de leesmotivatie van jongeren te verbeteren
C
als een verklaring voor de afnemende leesmotivatie van jongeren
D
als een voorbeeld van afnemende leesmotivatie van jongeren

Slide 23 - Quizvraag