Jaar 4 Lezen 1.2 deel 2

Nederlands jaar 4
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands jaar 4

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Bespreken examentekst 1

Slide 2 - Tekstslide

Aan het werk
We maken 1.2
opdracht 1 t/m 15

Slide 3 - Tekstslide

1 Welke drie manieren worden in alinea’s 1 en 2 van deze tekst
gebruikt om de tekst in te leiden? Noteer de nummers.

Slide 4 - Open vraag

2 Waarin verschilt alinea 5 met alinea’s 3, 4 en 6?

A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 5 - Quizvraag

3 Wat is het verband tussen de eerste en de tweede zin?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 6 - Quizvraag

4 Hoe wordt deze volksaard in alinea 8 enigszins tegengesproken? door middel van...
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 7 - Quizvraag

5 Wat is het belangrijkste doel van deze tekst? De tekst moet de lezer vooral...
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 8 - Quizvraag

6 Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 9 - Quizvraag

7 Zou bioloog Patrick van Veen (alinea’s 5 en 6 van de hoofdtekst) het
eens zijn met de schrijver van het tekstfragment?

Van Veen zou het......

Slide 10 - Open vraag

8A Welke beweringen in de uitwerkbijlage zouden van Mecking kunnen
zijn volgens de informatie in het tekstfragment?

Bij een wellnessoord zijn altijd andere mensen aanwezig. Niksen kun je het best in je eentje doen.
A
wel
B
niet

Slide 11 - Quizvraag

8B Welke beweringen in de uitwerkbijlage zouden van Mecking kunnen
zijn volgens de informatie in het tekstfragment?

Het verblijf in een wellnessoord vereist slippers, een handdoek en een badjas. Voor niksen zijn die spullen juist niet noodzakelijk.
A
wel
B
niet

Slide 12 - Quizvraag

8C Welke beweringen in de uitwerkbijlage zouden van Mecking kunnen
zijn volgens de informatie in het tekstfragment?

Voor een uitstapje naar een wellnessoord moet je allerlei zaken regelen. Dat is geen niksen.
A
wel
B
niet

Slide 13 - Quizvraag

9 Welke drie van onderstaande redenen worden in beide teksten
genoemd?
Noteer de nummers van deze redenen

Slide 14 - Open vraag

10 Hoe is het tekstfragment het best te typeren ten opzichte van de
hoofdtekst?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 15 - Quizvraag