Cursus 5 woordsoorten mix

Goedemorgen




Leg je spullen klaar op het hoekje
 van je tafel.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen




Leg je spullen klaar op het hoekje
 van je tafel.

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- 10 min lezen
- Cursus 5 Woordsoorten
- Thema C § 4
- evaluatie
- huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

10 min lezen

Slide 3 - Tekstslide

Kies uit: zelfstandigwerkwoord – hulpwerkwoord- zelfstandig naamwoord – bepaald lidwoord – onbepaald lidwoord - bijvoeglijk naamwoord
– stoffelijk bijvoeglijk naamwoord – voorzetsel
Dankzij een voorzet van Norah kon Ailana scoren.
scoren

Slide 4 - Open vraag

Kies uit: zelfstandigwerkwoord – hulpwerkwoord- zelfstandig naamwoord – bepaald lidwoord – onbepaald lidwoord - bijvoeglijk naamwoord
– stoffelijk bijvoeglijk naamwoord – voorzetsel
Dankzij een voorzet van Norah kon Ailana scoren.
scoren

Slide 5 - Open vraag

Kies uit: zelfstandigwerkwoord – hulpwerkwoord- zelfstandig naamwoord – bepaald lidwoord – onbepaald lidwoord - bijvoeglijk naamwoord
– stoffelijk bijvoeglijk naamwoord – voorzetsel
Gameheld Mario was eerst een hardwerkende timmerman.
een
groenten

Slide 6 - Open vraag

Kies uit: zelfstandigwerkwoord – hulpwerkwoord- zelfstandig naamwoord – bepaald lidwoord – onbepaald lidwoord - bijvoeglijk naamwoord
– stoffelijk bijvoeglijk naamwoord – voorzetsel
WhatsApp is nog steeds een van de populairste apps.
populairste

Slide 7 - Open vraag

Kies uit: zelfstandigwerkwoord – hulpwerkwoord- zelfstandig naamwoord – bepaald lidwoord – onbepaald lidwoord - bijvoeglijk naamwoord
– stoffelijk bijvoeglijk naamwoord – voorzetsel
Olafs konijn had zich verstopt achter het gordijn.
achter

Slide 8 - Open vraag

Kies uit: zelfstandigwerkwoord – hulpwerkwoord- zelfstandig naamwoord – bepaald lidwoord – onbepaald lidwoord - bijvoeglijk naamwoord
– stoffelijk bijvoeglijk naamwoord – voorzetsel
Hoelang blijft brood vers in een papieren zak?
papieren

Slide 9 - Open vraag

Welk woord hoort er niet bij, als je let op de woordsoort, en waarom?
blaar – jaar – naar – schaar

Slide 10 - Open vraag

Welk woord hoort er niet bij, als je let op de woordsoort, en waarom?
aan – het – met – van

Slide 11 - Open vraag

Welk woord hoort er niet bij, als je let op de woordsoort, en waarom?
hout – koud – stout – zout

Slide 12 - Open vraag

Welk woord hoort er niet bij, als je let op de woordsoort, en waarom?
uitboren – uitkijktoren – uithoren – uitvoeren

Slide 13 - Open vraag

Welk woord hoort er niet bij, als je let op de woordsoort, en waarom?
door – koor – over – voor

Slide 14 - Open vraag

Bepaalde woorden kunnen verschillende woordsoorten zijn.
Bijvoorbeeld:
– Dexter en Fay fietsen (werkwoord) elke dag samen naar school.
– De elektrische fietsen (zelfstandig naamwoord) staan in een aparte fietsenstalling.

Slide 15 - Tekstslide

Het woord stelen kan ook een werkwoord of een zelfstandig naamwoord zijn.
Maak een zin met het woord stelen. Gebruik het als een werkwoord.

Slide 16 - Open vraag

Het woord stelen kan ook een werkwoord of een zelfstandig naamwoord zijn.
Maak een zin met het woord stelen. Gebruik het als een zelfstandig naamwoord.

Slide 17 - Open vraag

Het woord arm kan ook een werkwoord of een zelfstandig naamwoord zijn.
Maak een zin met het woord arm. Gebruik het als een zelfstandig naamwoord.

Slide 18 - Open vraag

Het woord arm kan ook een werkwoord of een zelfstandig naamwoord zijn.
Maak een zin met het woord arm. Gebruik het als een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 19 - Open vraag

Het woord glazen kan ook een werkwoord of een zelfstandig naamwoord zijn.
Maak een zin met het woord arm. Gebruik het als een zelfstandig naamwoord.

Slide 20 - Open vraag

Het woord glazen kan ook een werkwoord of een zelfstandig naamwoord zijn.
Maak een zin met het woord arm. Gebruik het als een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.

Slide 21 - Open vraag