Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Directe en indirecte rede 2
In welke zin is de INDIRECTE rede correct gebruikt?
A
De meester vroeg: "Of ik mijn spullen wilde opruimen."
B
De meester vroeg of ik mijn spullen wilde opruimen.
C
De meester vroeg wil je je spullen opruimen?
D
De meester vroeg: "Wil je je spullen opruimen?"
1 / 14
volgende
Slide 1:
Quizvraag
Nederlands
Basisschool
Groep 8
In deze les zitten
14 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Lesduur is:
15 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
In welke zin is de INDIRECTE rede correct gebruikt?
A
De meester vroeg: "Of ik mijn spullen wilde opruimen."
B
De meester vroeg of ik mijn spullen wilde opruimen.
C
De meester vroeg wil je je spullen opruimen?
D
De meester vroeg: "Wil je je spullen opruimen?"
Slide 1 - Quizvraag
Wat is het persoonlijk voornaamwoord in de volgende zin?
De meester vroeg of ik mijn spullen wilde opruimen.
A
De
B
ik
C
mijn
D
meester
Slide 2 - Quizvraag
In welke zin is de DIRECTE rede correct gebruikt?
A
De meester vroeg: "Of ik mijn spullen wilde opruimen."
B
De meester vroeg of ik mijn spullen wilde opruimen.
C
De meester vroeg wil je je spullen opruimen?
D
De meester vroeg: "Wil je je spullen opruimen?"
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het voegwoord in de volgende zin?
De meester vroeg of ik mijn spullen wilde opruimen.
A
De
B
mijn
C
wilde
D
of
Slide 4 - Quizvraag
Zet deze zin in de directe rede (formeel):
De agent vroeg of hij mijn rijbewijs mocht zien.
Slide 5 - Open vraag
Benoem alle bezittelijke voornaamwoorden:
Mijn vader heeft gisteren aan zijn buurvrouw gevraagd of hij haar telefoon mocht lenen om naar mijn oma te bellen.
Slide 6 - Open vraag
Zet deze zin in de indirecte rede:
Jos zei: "Ik heb heel veel zin in carnaval!"
Slide 7 - Open vraag
Zet deze zin in de directe rede:
De kleuter vroeg of hij een snoepje mocht pakken.
Slide 8 - Open vraag
Bedenk zelf een correcte zin met een indirecte rede:
Slide 9 - Open vraag
Bedenk zelf een correcte zin met een directe rede:
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Bedenk drie zinnen die te maken hebben met de afbeelding. In elke zin moet minimaal één voorzetsel zitten.
Slide 12 - Open vraag
Wat is het aanwijzend voornaamwoord in deze zin?
Dat dorpje ligt in het land Vietnam.
Slide 13 - Open vraag
Dat huis
Mijn fiets
Ik lach
Aanwijzend voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
Slide 14 - Sleepvraag
Meer lessen zoals deze
Directe en Indirecte rede
Maart 2024
- Les met
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1
Directe en indirecte rede 2
September 2022
- Les met
11 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 8
Directe en indirecte rede
September 2023
- Les met
16 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 8
Directe en indirecte rede
Oktober 2023
- Les met
28 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 8
Directe en indirecte rede
November 2023
- Les met
33 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 8
Taal Groep 7 thema 1 directe en indirecte zinnen
April 2021
- Les met
14 slides
Taal
Basisschool
Groep 7
3-vmbo T2 Grammatica, formuleren en taalverrijking
2 dagen geleden
- Les met
23 slides
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 3
Werkwoorden + Grammatica
Juni 2024
- Les met
21 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 8