HENKomt altijd na een voorzetsel.
(van, op, tegen, met enz.)
Bijvoorbeeld: Ik loop met HEN naar school.
HUN
Je kunt AAN HEN vervangen door HUN.
Bijvoorbeeld: Ik schrijf AAN HEN een brief. = Ik schrijf HUN een brief.
Ik geef AAN HEN een cadeau. = Ik geef HUN een cadeau.