Leesvragen § 2.2

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Even lezen.......§ 2.2

Tekstvak: "Waarom ligt juist daar een stad?"

1. Welke positieve eigenschappen hebben vaak de gebieden waar steden zijn ontstaan? (denk aan 6 positieve kenmerken)

Tekstvak: "Waarom ligt juist daar een stad?"

2. Welke positieve gebiedskenmerken heeft het gebied waarin de stad Parijs ligt?

Tekstvak: "Waarom ligt juist daar een stad?"

3. Wat bedoelen we met de relatieve ligging van een stad?

Tekstvak: "Waarom ligt juist daar een stad?"

4. Sommige landen beschikken over een stedelijk netwerk en andere landen over een primate city. Leg uit wat het verschil is tussen deze twee.

Tekstvak: "Waarom ligt juist daar een stad?"

5. Wat zijn satellietsteden en waarom zijn ze ontstaan?

Tekstvak: "Waarom ligt juist daar een stad?"

6. Hoe noemen we de satellietsteden in Engeland? En in de Verenigde Staten?

Tekstvak: "Waarom ligt juist daar een stad?"

7. Waarom zijn de satellietsteden erg in trek bij mensen?

Tekstvak: "Waarom ligt juist daar een stad?"

8. Welke groepen mensen wonen er vooral in de satellietsteden? En waarom juist deze groep, denk ke?

Tekstvak: "De historische plattegrond van steden"

9. Waarom zijn historische stadscentra nooit groot en bevinden zich er allemaal nauwe, smalle straatjes?

Tekstvak: "De historische plattegrond van steden"

10. Wat bedoelen we met het begrip 'stratenpatroon'?

Tekstvak: "De historische plattegrond van steden"

11. Tunis is een koloniale dubbelstad. Wat is dit voor een stad?
(bekijk hier goed bron 16 in het boek)

Tekstvak: "De historische plattegrond van steden"

12. Chinese steden zijn vanouds gebouwd volgens een grid. Wat bedoelen we daar mee?

Tekstvak: "De historische plattegrond van steden"

13. Waarom zijn de stadscentra in Noord Amerika en Australië veel breder van opzet en zijn er ook bredere wegen?

En nu....?

-> Lever al je blaadjes weer in bij de docent.

-> Pak een pen + je AK-boek

-> Blader naar blz. 54 + 55 en maak de introductie-opdrachten 

En nu....?

-> Pak een pen

-> Neem blz. 70 + 71 in je boek voor je

-> Train! Maak opdracht 1 t/m 5 (§ 2.1)