Passé Composé met avoir

Regels in de klas. 
  1. Jas en telefoon bij binnenkomst ophangen.
  2. Boek, etui, schrift en plenda op tafel. 
  3. Je blijft op je stoel zitten.
  4. Je maakt je werk in de klas, anders kom je een uurtje terug. 
  5. Schrijf in je plenda -  jeudi 28 sept. les devoirs: Oefeningen Bron H afmaken. blz. 46 t/m 49
  6. Schrijf op wanneer jij gaat leren
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Regels in de klas. 
  1. Jas en telefoon bij binnenkomst ophangen.
  2. Boek, etui, schrift en plenda op tafel. 
  3. Je blijft op je stoel zitten.
  4. Je maakt je werk in de klas, anders kom je een uurtje terug. 
  5. Schrijf in je plenda -  jeudi 28 sept. les devoirs: Oefeningen Bron H afmaken. blz. 46 t/m 49
  6. Schrijf op wanneer jij gaat leren

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga jij doen?
  1. Maak de les in lessonUp. 
  2. De bedoeling is ook dat jij de filmpjes bekijkt en dat jij straks alles weet over de passé composé.  
  3. Houd je boek bij je open op blz. 50 (Bron A en B) blz. 53 (Bron D)
  4. Let op: ik kan zien of jij alles hebt gezien en gemaakt, neem je werk serieus anders een uurtje terugkomen!

Slide 2 - Tekstslide

MET HULPWERKWOORD AVOIR

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Aan het eind van deze les weet je wat de passé composé is.
  •  Aan het eind van deze les weet je hoe je de passé composé maakt.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Passé Composé
=
voltooide tijd



Ik heb gedanst = J'ai dansé

Slide 6 - Tekstslide

Passé composé bestaat uit:

     1. een hulpwerkwoord
     2. een voltooid deelwoord

Slide 7 - Tekstslide

1. hulpwerkwoord

Meestal is dit een vorm van het werkwoord AVOIR (hebben)
                                 

Slide 8 - Tekstslide

le verbe avoir
j'
ai
tu
as
il / elle/ on
a
nous
avons
vous 
avez

ils / elles 
ont
ik
heb
jij
hebt
hij / zij / men
heeft
wij
hebben
jullie / u
hebben / heeft
zij [mmv / vmv]
hebben

Slide 9 - Tekstslide

il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont
tu as
j'ai
wij hebben
zij hebben (ml&vr)
ik heb
jullie hebben & u heeft
jij hebt
hij/zij/men heeft (wij hebben)

Slide 10 - Sleepvraag

2a. voltooid deelwoord
Van regelmatige werkwoorden op -er:
  • Maak de stam door -er van het werkwoord af te halen
  • Zet er dan é achter

 J'ai parlé (parler = praten)            = Ik heb gepraat 
 On a chanté (chanter = zingen)   = We hebben gezongen                                 

Slide 11 - Tekstslide

Passé composé
Manger
j'ai
Parler
tu as
Danser
il a
Jouer
on a
Aimer
nous avons
mangé
parlé
Dansé
joué
aimé

Slide 12 - Sleepvraag

Wat is de passé composé?
A
De tegenwoordige tijd (ik dans)
B
De verleden tijd (ik danste)
C
De voltooide tegenwoordige tijd (ik heb gedanst)
D
De voltooide verleden tijd (ik had gedanst)

Slide 13 - Quizvraag

De passé composé bestaat uit:
A
onderwerp + persoonsvorm
B
onderwerp + gezegde
C
hulpwerkwoord + voltooid deelwoord
D
hulpwerkwoord + persoonsvorm

Slide 14 - Quizvraag

Welk zinsdeel is GEEN Passé Composé?
A
il parle
B
ils ont parlé
C
j'ai parlé
D
nous avons parlé

Slide 15 - Quizvraag

GOED of FOUT ?
Elle a mangé une banane
A
B

Slide 16 - Quizvraag

GOED of FOUT ?
Nous avons joue au foot
A
B

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling van:
Ma soeur a mangé une glace
A
Mijn zus eet een ijsje
B
Mijn zus at een ijsje
C
Mijn zus heeft een ijsje gegeten
D
Mijn zus wil een ijsje eten

Slide 18 - Quizvraag

Maak een passé composé met:
je - téléphoner
A
Je suis téléphoné
B
J'ai téléphoné
C
Je suis téléphonée
D
J'ai téléphonée

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling van:
Ik heb gespeeld
A
Je suis jouer
B
Je ai joue
C
J'ai jouer
D
J'ai joué

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling van:
Hij heeft gepraat
A
Il a parlé
B
Ils ont parlé
C
Elle a parlé
D
Nous avons parlé

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling van:
Het meisje heeft gedanst
A
La fille a danse
B
La fille ont dansé
C
La fille dansé
D
La fille a dansé

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling van:
Ik heb in Parijs gewoond
A
J'ai habite à Paris
B
J'ai habité à Paris
C
Je suis habité à Paris
D
Je suis habite à Paris

Slide 23 - Quizvraag


Is dit gelukt ?

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Onregelmatige vormen
Enkele werkwoorden hebben een onregelmatige passé composé. Onregelmatige werkwoorden zijn bijvoorbeeld:

AVOIR                           ik heb gehad
FAIRE                           ik heb gedaan/ gemaakt
ÊTRE                            ik ben geweest

Slide 26 - Tekstslide

Het wordt dus...
AVOIR ik heb gehad j’ai eu
FAIRE ik heb gedaan j’ai fait
ÊTRE ik ben geweest j’ai été

Let op! In het NL zeg je: ik ben geweest
In het Frans zeggen ze: ik heb geweest
Je suis été = FOUT! 

Slide 27 - Tekstslide

Hij heeft gemaakt
A
Il a fait
B
Il a fairé
C
Il est fait
D
Il avons fait

Slide 28 - Quizvraag

Wij hebben gehad
A
Nous avons été
B
Nous avons eu
C
Nous avons fait
D
Nous avons avoiré

Slide 29 - Quizvraag

compléte
Il ....(vorm avoir) ..... (Verleden tijd faire) du sport

Slide 30 - Open vraag

Zoek in je boek blz. 50 en 53
Traduis: Jij bent in Spanje geweest.

Slide 31 - Open vraag

Zoek in je boek: blz. 50 en 53
Traduis en français: De vriendin heeft een ongeluk gehad.

Slide 32 - Open vraag

De familie heeft een reis gemaakt.

Slide 33 - Open vraag

Typ of jij geleerd hebt hoe jij de passé composé kan gebruiken.

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Tekstslide