Les 3 woordenschat - formatieve toets

Welkom in de les!
Jas aan de kapstok

Telefoon in de koffer
timer
5:00
socialiseren
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom in de les!
Jas aan de kapstok

Telefoon in de koffer
timer
5:00
socialiseren

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:

  • Lesdoel.
  • Toets in LessonUp
  • Evaluatie.

Slide 2 - Tekstslide

lesdoel
Na het maken van de formatieve toets, weet ik hoeveel ik nog moet leren voor de toets woordenschat.

Slide 3 - Tekstslide

1. Wat betekenen de woorden in de linker rij? Maak de juiste combinaties.
gelijkwaardig
inspireren
aanpakken
buitengewoon, geweldig
even goed
gunstig, hoopvol
opbrengen
op goede gedachten of ideeën brengen

Slide 4 - Sleepvraag

2. Welk spreekwoord past bij de zin: ‘Waarom foppen we elkaar op 1 april?’
A
dat is te gek om los te lopen
B
hij is zo gek als een deur
C
iemand voor de gek houden
D
voor gek staan

Slide 5 - Quizvraag

3. Welk spreekwoord past bij de zin: ‘De minister vindt het vreemd dat de appels die in Gelderland groeien, ook worden geïmporteerd uit andere landen’?
A
alle gekheid op een stokje
B
een gek kan meer vragen dan tien wijzen kunnen beantwoorden
C
het is van de gekke
D
iedere gek heeft zijn gebrek

Slide 6 - Quizvraag

4. Zoek het basiswoord en de twee bijbehorende betekenissen van dit woord. Welk woord hoort dan niet in het rijtje thuis? Licht je antwoord toe.

bevestigen - rondsturen - vastmaken - zeggen dat het klopt

Slide 7 - Open vraag

5. Zoek het basiswoord en de twee bijbehorende betekenissen van dit woord. Welk woord hoort dan niet in het rijtje thuis? Licht je antwoord toe.

lamp - licht - niet zwaar - rust

Slide 8 - Open vraag

6. Het woord ‘toets’ kent twee verschillende betekenissen. Maak twee verschillende zinnen waaruit het betekenisverschil van het woord ‘toets’ duidelijk wordt. Een zin bestaat uit ten minste vijf woorden.
Betekenis 1: …
Betekenis 2: …

Slide 9 - Open vraag

7. Ook het woord ‘bank’ kent twee verschillende betekenissen. Maak twee verschillende zinnen waaruit het betekenisverschil van het woord ‘bank’ duidelijk wordt. Een zin bestaat uit ten minste vijf woorden.
Betekenis 1: …
Betekenis 2: …

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Lees tekst 1.

8. Wat betekent ‘geluk’ in deze tekst?

A
iets goeds of fijns dat toevallig gebeurt
B
toestand dat je blij of tevreden bent

Slide 12 - Quizvraag

Lees tekst 1.

9. Wat betekent ‘kost’ in deze tekst?

A
is te koop voor een bepaald bedrag
B
vraagt van iemand

Slide 13 - Quizvraag

Lees tekst 1.

10. Wat betekent ‘behandeling’ in deze tekst?

A
bespreking
B
verzorging

Slide 14 - Quizvraag

Lees tekst 1.

11. Wat betekent ‘herstellen’ in deze tekst?

A
beter worden
B
verbeteren zodat het weer goed wordt

Slide 15 - Quizvraag

12. Wat betekenen de woorden in de linker rij? Maak de juiste combinaties.
massaal
produceren
allemaal
andere mogelijkheid
beslist
bruikbaar zijn
maken
tegenhouden

Slide 16 - Sleepvraag

13. Vul de juiste overdrijving in. Zorg ervoor dat je een goede Nederlandse zin krijgt. Kies uit: als een raket - dood schrikken – een vermogen – geen oog dichtdoen – honderd keer - op knappen staan

Toen die muis over mijn bed liep, …

Slide 17 - Open vraag

14. Vul de juiste overdrijving in. Zorg ervoor dat je een goede Nederlandse zin krijgt. Kies uit: als een raket - dood schrikken – een vermogen – geen oog dichtdoen – honderd keer - op knappen staan

Ik heb al … mijn tas doorzocht, maar ik kan mijn fietssleutel nergens vinden.

Slide 18 - Open vraag

15. Vul de juiste overdrijving in. Zorg ervoor dat je een goede Nederlandse zin krijgt. Kies uit: als een raket - dood schrikken – een vermogen – geen oog dichtdoen – honderd keer - op knappen staan

Mobiele telefoons kosten vandaag de dag ….

Slide 19 - Open vraag

16. Geef aan of er een overdrijving of ironie in de zin staat en noteer de betekenis.

Wat is de grond hier zacht, ik zak er wel een paar kilometer in weg.
Overdrijving of ironie? Betekenis: ....


Slide 20 - Open vraag

17. Geef aan of er een overdrijving of ironie in de zin staat en noteer de betekenis.

‘Dat vind ik een bijzondere prestatie’, zei de moeder tegen haar dochter die een drie haalde voor een toets over de Gouden Eeuw.
Overdrijving of ironie? Betekenis: ....


Slide 21 - Open vraag

18. Geef aan of er een overdrijving of ironie in de zin staat en noteer de betekenis.

Fiets nou door, zo duurt het wel een paar uur voordat we op school aankomen!
Overdrijving of ironie? Betekenis: ....


Slide 22 - Open vraag

19. Vul de zin met een ironie aan.

Ik heb mijn auto naar de garage gebracht, want …



Slide 23 - Open vraag

20. Vul de zin met een ironie aan.

De kaarten voor het schoolfeest kosten vijftien euro per stuk. …



Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

Lees tekst 2.
21. Noteer een overdrijving uit de tekst.




Slide 26 - Open vraag

22. Wat betekenen de woorden in de linker rij? Maak de juiste combinaties.
entertainment
permanent
alleen levend
blijvend
dringend
je best doen voor
vaststellen
vermaak, (voor) het plezier

Slide 27 - Sleepvraag

23. In welke zin staat figuurlijk taalgebruik?

A
Mijn kleine zusje van een half jaar kan al zitten, maar zij kan niet op haar eigen benen staan.
B
Mijn twintigjarige zus geeft al haar geld uit aan kleding en houdt zo niets over om van te leven. Zij kan dus niet op haar eigen benen staan.

Slide 28 - Quizvraag

25. Herschrijf de zin door het eenvoudiger te maken.

Voor producten zoals tegellijm, cement en zand geldt dat deze alleen kunnen
worden geretourneerd of geruild in ongeopende en onbeschadigde verpakking.

Slide 29 - Open vraag

26. Wat wordt er bedoeld met de overdrijvingen tussen haakjes?

Zonder gehoorapparaat is Maartje (stokdoof).

Slide 30 - Open vraag

27. Wat wordt er bedoeld met de overdrijvingen tussen haakjes?

Het was vandaag (wel 50 graden) op de kermis!

Slide 31 - Open vraag

28. Wat betekent het woord tussen haakjes?

Door de aardbeving (dreigt) het huis van de burgermeester in te storten.


A
gebeurt bijna
B
maakt mensen bang om iets te bereiken

Slide 32 - Quizvraag

29. Wat betekent het woord tussen haakjes?

Wij willen ons optreden graag (besluiten) met onze nieuwste hit.


A
afsluiten
B
kiezen nadat je hebt nagedacht

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide