Verbranding en ademhaling herhalingsles HAVO 2

Verbranding en ademhaling
herhalingsles 
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Verbranding en ademhaling
herhalingsles 

Slide 1 - Tekstslide

Verbranding 
  • Voor verbranding is er brandstof nodig. 

  •  Bij verbranding verdwijnt de brandstof en ontstaan er       verbrandingsproducten.

  • Een indicator is een stof waarmee je een andere stof kunt aantonen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de brandstof voor een verbrandingsreactie van de mens?
A
Zuurstof + glucose
B
Brood en cola
C
Koolstofdioxide + water
D
Kaarsvet + zuurstof

Slide 3 - Quizvraag

Verbranding
 In je lichaam vind verbranding plaats, dit zodat er energie ontstaat die je kunt gebruiken.

 Voor verbranding is altijd zuurstof (O2) nodig.

 Bij verbranding ontstaat altijd water en koolstofdioxide (CO2).

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen ingeademde en uitgeademde lucht?
A
Uitgeademde lucht bevat zuurstof.
B
Uitgeademde lucht bevat koolstofdioxide.
C
ingeademde lucht bevat zuurstof
D
ingeademde lucht bevat koolstofdioxide

Slide 5 - Quizvraag

Ingeademde lucht vs uitgeademde lucht
  •  Lucht bestaat uit verschillende gassen, vooral uit stikstof en zuurstof.

  •  Ingeademde lucht bevat veel meer zuurstof dan uitgeademde lucht.
 

Slide 6 - Tekstslide

Verbranding in het lichaam
  • Alle levende organismen doen aan verbranding, zonder verbranding gaat een cel dood.

  •  De energie de vrijkomt wordt gebruikt voor in de processen in de cel 

  • Voor de verbranding in je lichaam is brandstof nodig. De meest gebruikte brandstof is glucose.

  •  Als verbranding heeft plaatsgevonden komt energie vrij.

Slide 7 - Tekstslide

Warm en koudbloedig
  • Koudbloedige dieren hebben een lichaamstemperatuur gelijk aan hun leefomgeving.


  •  Bij warmbloedige dieren is de lichaamstemperatuur altijd gelijk. 

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn verbrandingsproducten?

Slide 9 - Open vraag

Inademen:
Ribben + borstbeen omhoog 
Borstholte wordt groter
1
2
3

Slide 10 - Sleepvraag

Rib ademhaling (borstademhaling)
 De ribben zitten aan de wervelkolom en borstbeen vast door gewrichten en kraakbeen.
 Hierdoor kunnen de ribben bewegen.

 Inademen:  ribben + borstbeen omhoog = borstholte wordt groter.

 Uitademen: ribben + borstbeen omlaag = borstholte wordt kleiner.






Slide 11 - Tekstslide

Midddenrif gaat omlaag

Uitademen
Inademen
Middenrif gaat omhoog

Slide 12 - Sleepvraag

Middenrifademhaling (Buikademhaling)
  • Bij buikademhaling bewegen het middenrif en de buikwand.

  •  Het middenrif is een stevig gespierd vlies dat de romp verdeelt in de borstholte en buikholte.

  •  Deze kan omhoog en omlaag bewegen.






Slide 13 - Tekstslide

Middenrifademhaling (buikademhaling)
 Inademen: middenrif omlaag + buikholte kleiner = borstholte wordt groter.

 uitademen: middenrif omhoog + buikholte normaal = borstholte wordt kleiner.

Slide 14 - Tekstslide

Ademhalingsstelsel
1. Lucht inademen door de neus of mondholte naar de keelholte.

2.  Langs het strottenhoofd naar de luchtpijp.

3. De luchtpijp vertakt in 2 bronchiën.

4. De bronchiën vertakken in luchtpijptakjes.

5.  Aan het uiteinde van de luchtpijptakjes zitten de longblaasjes.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Volgorde van het ademhalingsstelsel (start bij inademen)
mondholte en neusholte
keelholte
 strottenhoofd en luchtpijp
twee bronchiën 
luchtpijptakjes 
longblaasjes
1
2
3
4
6
5

Slide 17 - Sleepvraag

Neusholte 
  • Dit slijm maakt de neus en ingeademde lucht vochtig.

  •  De ingeademde lucht wordt verwarmd door de bloedvaten die in het neusslijmvlies zitten.

  •  Neusharen houden grote stofdeeltjes tegen.

  •  Neusslijmvlies de kleine stofdeeltjes tegen.

  •  In het neusslijmvlies liggen trilhaarcellen, deze verplaatsen slijm naar de keelholte.

Slide 18 - Tekstslide

Samengevat
  •  Neusslijmvlies maakt de ingeademde lucht:
 Vochtig, warm en filtert kleine stofdeeltjes.
  •  En de trilhaarcellen in het neusslijmvlies verplaatsen het slijm naar de keelholte.

Slide 19 - Tekstslide

Eten en ademhalen
  • Tussen de keelholte en luchtpijp = strottenhoofd, hierin liggen de stembanden.
  •  Hier kruist de weg die het voedsel aflegt ook de weg die de lucht aflegt.
 
Ademhalen = alle wegen naar het kruispunt open: Neusholte, luchtpijp naar de longen
 
Eten = de huig sluit de neusholte af en het strottenklepje de luchtpijp.

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de functie van de trilhaarcellen in de luchtpijp en bronchiën?
A
Stevigheid
B
Het verplaatsen van stofdeeltjes en bacteriën
C
Verwarming van de lucht
D
Filteren

Slide 21 - Quizvraag

Wanneer je eet zijn er 2 wegen van het kruispunt gesloten, welke 2?

Slide 22 - Open vraag

Luchtpijp
  • De luchtpijp is een holle buis die aansluit aan het strottenhoofd.

  •  De wand van de luchtpijp heeft kraakbeenringen.

  •  De luchtpijp splitst in twee takken --> de bronchiën

Slide 23 - Tekstslide

Bronchiën 
  •  De bronchiën vertakken in steeds kleinere luchtpijptakjes.

  •  De luchtpijptakjes bevatten geen ringen meer maar spiertjes.

  •  De wand is bekleed met slijmvlies met trilhaarcellen.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Welk proces vindt plaats in de longblaasjes?

Slide 26 - Open vraag

Longblaasjes
  • Deze zijn omgeven door een netwerk van longhaarvaten.

  •  De wanden van longhaarvaten en longblaasjes zijn erg dun.

  • Door de dunne wanden en het grote  oppervlak kan de gaswisseling tussen de lucht in de longblaasjes en het bloed in de longhaarvaten snel plaatsvinden.



Slide 27 - Tekstslide

Gaswisseling
  •  Bloed dat naar de longblaasjes toestroomt is zuurstofarm en CO2 rijk

  •  Bloed dat van de longblaasjes wegstroomt is zuurstofrijk en CO2 arm

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Wat gebeurd er bij een astma aanval
A
Benauwdheid
B
De bronchiën gaan dicht
C
De spiertjes om de luchtpijptakjes trekken samen
D
De longblaasjes beschadigen

Slide 30 - Quizvraag

Astma
  • Chronische longziekte.

  •  Plotselinge benauwdheid = astma aanval.

  •  Door prikkels zoals spanning, stress of stoffen in de lucht.

  •  Gevoel van stikken.

  •  In de luchtpijptakjes bevinden zich spiertjes, deze trekken bij een aanval samen.

  •  De luchtwegen worden hierdoor nauwer en ademen wordt lastiger.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

COPD
  • Chronische ontsteking van de luchtwegen.
  •  Vooral veroorzaakt door roken maar kan ook door erfelijke ziekte.
  •  Binnenkant van de luchtwegen is bedekt met slijmvlies.
  •  Tabaksrook veroorzaakt ontstekingen, waarbij het slijmvlies opzwelt en meer slijm vormt.
  •  Ook kunnen de longblaasjes beschadigen = Longemfyseem

Slide 33 - Tekstslide

Hooikoorts
  • Windbloemen produceren veel lichte stuifmeelkorrels.

  •  In het voorjaar en zomer zit de lucht vol met  stuifmeelkorrels.

  •  Deze adem je in en blijven kleven op het slijmvlies.

  •  Sommige mensen kunnen hier niet tegen.

  •  Branderig, jeukend gevoel in de neus, keel en ogen =  hooikoorts.

Slide 34 - Tekstslide

Allergie 
  • Allergie = overgevoelig voor bepaalde stoffen.

  •  Krijg je deze stoffen binnen dan krijg je een --> allergische reactie.

  •  Symptomen zijn branderig gevoel, jeuk, ontstekingen en bultjes.

Slide 35 - Tekstslide

Veroorzaakt longkanker
Slechte conditie 
Verslavend prikkelt  beloningssensor 
Koolstofmonoxide 
Nicotine 
Teer

Slide 36 - Sleepvraag

Roken
  • Rook van tabak is een mengsel van gassen en fijne teerdruppeltjes.

  •  4000 stoffen, minstens 40 kankerverwekkend.

  •  Nicotine zorgt voor een lichamelijke en mentale verslaving.

  •  Trilhaarcellen raken beschadigd waardoor slijm minder goed wordt afgevoerd

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Ademhaling bij organismen
  • Alle organismen nemen stoffen uit hun milieu op en geven stoffen aan hun milieu af.

  •  Bij eencellige organismen vindt ademhaling plaats via het celmembraan.

  •  Zij hebben dus geen speciale ademhalingsorganen.

  •  Dieren die uit veel cellen bestaan hebben een te groot lichaamsoppervlak om voldoende zuurstof op te nemen.

  •  Bij veel dieren is de huid ondoorlaatbaar.

Slide 39 - Tekstslide

Bij ademhalen is...
A
Zowel de huig als het strotklepje is dicht
B
De huig is open het strotklepje is dicht
C
zowel de huig als het strotklepje is open
D
De huig is dicht, het strotklepje is open

Slide 40 - Quizvraag

In de longblaasjes wordt ...
A
zuurstof opgenomen en koolstofdioxide afgegeven
B
koolstofdioxide opgenomen en zuurstof afgegeven
C
Glucose opgenomen en koolstofdioxide afgegeven
D
zuurstof opgenomen en glucose afgegeven

Slide 41 - Quizvraag

Waarom is ademhaling door de neus gezonder, dan ademhaling door de mond?
A
De lucht wordt kouder en droger gemaakt in je neus
B
Door de smaakpapillen in je neus
C
Je neus keurt de lucht en kan je waarschuwen.
D
Anders wordt je keel te droog.

Slide 42 - Quizvraag

De longblaasjes zijn..
A
Groot met een dikke wand
B
Klein met een dikke wand
C
Klein met een dunne wand
D
Groot met een dunne wand

Slide 43 - Quizvraag

Wat is de functie van ademhaling?
A
Voedsel opnemen en afvalstoffen afgeven
B
Lucht zuiveren
C
Water opnemen en koolstofdioxide afgeven
D
Zuurstof opnemen en koolstofdioxide afgeven

Slide 44 - Quizvraag

Hoe heten de openingen in het lichaam van een insect om lucht te verversen?

Slide 45 - Open vraag

Ademhaling bij insecten
  • Sterk vertakte buisjes in het lichaam van een insect.

  •  Via openingen komt lucht in het tracheeënstelsel.

  •  De kleine vertakkingen van de tracheeën eindigen overal in het lichaam.

  •  Alle vertakkingen samen hebben een groot oppervlakte zodat gaswisseling snel plaatsvindt.

  •  Stigma’s vooral in het achterlijf, en maken een pompende beweging om het lucht in de tracheeën te verversen

Slide 46 - Tekstslide