Th4: samenvatting thema 4 basisstof 1 tm 5

Th4: Sporten
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Th4: Sporten

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Slide 2 - Tekstslide

B1: Een sport kiezen
Thema 4: Sporten

Slide 3 - Tekstslide

Doelstelling
  • Je kunt redenen noemen waarom mensen sporten
  • Je kunt sporten ook op verschillende manieren indelen
  • Je kunt aangeven waar een sport kiezen mee te maken heeft
  • Je kunt lichamelijke- en karaktereigenschappen noemen die belangrijk zijn bij het kiezen van een sport 

Slide 4 - Tekstslide

D1: Je kunt redenen noemen waarom mensen sporten
  • Ontspanning
  • Gezelligheid
  • Gezondheid
  •  Mooier uiterlijk
  • Verdediging
  • Geld (professionele sport)
  • Beroemd worden (professionele sport)

Slide 5 - Tekstslide

D1: Je kunt sporten ook op verschillende manieren indelen
Individuele sport:
Je sport alleen, wel tegen iemand
Atletiek, boksen, tennis
Teamsport:
Je sport samen, tegen een ander team
Voetbal, hockey, volleybal

Slide 6 - Tekstslide

D1: Je kunt sporten ook op verschillende manieren indelen
Profsport:
Je bent zo talentvol dat je tot de besten van het land/wereld behoort
Het is dan je werk
Je wordt ervoor betaald
Recreatiesport:
Je sport in je vrije tijd
Het kost je vaak geld

Slide 7 - Tekstslide

D2: Je kunt lichamelijke- en karaktereigenschappen noemen die belangrijk zijn bij het kiezen van een sport 


Lichamelijke eigenschappen: lengte, gewicht, uithoudingsvermogen, lenigheid, spierkracht
Karaktereigenschappen: doorzettingsvermogen, concentratie, geduld en nauwkeurigheid

Slide 8 - Tekstslide

B2: Je skelet
Thema 4: Sporten

Slide 9 - Tekstslide

Doelstelling B2
  • Je kunt in een afbeelding van het skelet de botten benoemen 
  • Je kunt de functies van het skelet noemen
  • Je kunt de kenmerken van botweefsel en kraakbeenweefsel noemen
  • Je kunt beschrijven hoe de vorm van de botten kan bijdragen aan stevigheid

Slide 10 - Tekstslide

Functies van het skelet
  1. Stevigheid
  2. Beweging
  3.  Bescherming
  4. Vorm

Slide 11 - Tekstslide

2 typen weefsel voor stevigheid
Kraakbeenweefsel

- Groepjes cellen in tussencelstof
- Beweeglijk
Botweefsel

- De cellen liggen in kringen rondom een kanaaltje
- heel klein beetje buigzaam!

Slide 12 - Tekstslide

De samenstelling van botten
Kalkzouten

Zorgen voor stevigheid
Lijmstof

Zorgt voor buigzaamheid

Slide 13 - Tekstslide

De vorm van botten
Pijpbeenderen 
- Niet zwaar en toch stevig

Platten beenderen
- Licht

Slide 14 - Tekstslide

Boogvorm?
Stevig of niet?

Slide 15 - Tekstslide

B3: Je gewrichten
Thema 4: Sporten

Slide 16 - Tekstslide

Doelstelling
  • Je kunt vier manieren onderscheiden waarop botten met elkaar verbonden zijn.
  • Je kunt de delen van een gewricht noemen met hun functies
  • Je kunt drie typen gewrichten beschrijven 

Slide 17 - Tekstslide

Beenverbindingen
  • Vergroeid
             Geen beweging
  • Naadverbinding
             Geen beweging
  • Kraakbeenverbinding
            Beetje beweging
  • Gewricht
          Veel beweging

Slide 18 - Tekstslide

Bouw van een gewricht
  • Kraakbeenlaagjes gaan slijtage tegen, 
gewricht kan hierdoor soepel bewegen
  • Gewrichtskapsel geeft gewrichtssmeer 
af en houdt de botten op hun plaats
  • Kapselband bij sommige gewrichten
helpen mee om de botten op de plaats
 te houden

Slide 19 - Tekstslide

Drie typen gewrichten
Kogelgewricht

Scharniergewricht

Rolgewricht

Slide 20 - Tekstslide

Kogelgewricht
Beweging in verschillende richtingen

Slide 21 - Tekstslide

Scharniergewricht
Beweging heen en terug

Slide 22 - Tekstslide

Rolgewricht
Het ene bot draait in de lengteas om het andere bot

Slide 23 - Tekstslide

B2: Je spieren
Thema 4: Sporten

Slide 24 - Tekstslide

Doelstelling
  • Je kunt de werking van spieren beschrijven
  • Je kunt aangeven wat het verschil is tussen spierkracht tussen krachtsporterts en duursporters
  • Je kunt het belang van een goede lichaamshouding aangeven 

Slide 25 - Tekstslide

Krachtsporters
  • In korte tijd lichamelijke inspanning
  • Veel spierkracht nodig
  • Ontwikkeling extra spiervezels 

Slide 26 - Tekstslide

Duursporter
  • Lange tijd lichamelijke inspanning leveren
  • Er is minder spierkracht nodig
  • Groot uithoudingsvermogen
  • Ontwikkeling van extra haarvaten in de spieren (meer opnamen van zuurstof)

Slide 27 - Tekstslide

Bouw van een spier


Pezen: bevestigen spieren aan beenderen, 

ze trekken niet samen

Spierbundels: Bundel spieren omgeven door bindweefsel

Spiervezel: ontstaan door samensmelting van vele spiercellen



Slide 28 - Tekstslide

Werking van een spier

Samentrekken van een spier:

  • Spier wordt korter
  • Spier wordt dikker
  • De afstand tussen 2 aanhechtingsplaaten wordt kleiner
  • Er vind veel verbranding plaats (meer zuurstof en brandstof nodig)

Slide 29 - Tekstslide

Antagonisten

2 spieren waarvan het samentrekken een tegenovergesteld effect heeft

Bijvoorbeeld:

  • armbuigspier - armstrekspier
  • bovenbeenspier - hamstring
  • buikpieren - rugspieren
  • kuitspier - scheenbeenspier

Slide 30 - Tekstslide

Wervelkolom
  • Heeft een dubbelen-S-vorm
  • De dubbele-S-vorm wordt in stand gehouden door spieren
  • De tussenwervelschijven werken als schokbrekers

Slide 31 - Tekstslide

Zitten

Slide 32 - Tekstslide

Tillen

Slide 33 - Tekstslide

Voorkomen van rugproblemen

Goed rechtopzitten


Tillen vanuit de knieën


De rug blijft dan in de dubbele-S-vorm

Slide 34 - Tekstslide

B5: Je uithoudingsvermogen
Thema 4: Sporten

Slide 35 - Tekstslide

Doelstelling
  • Je kunt beschrijven welke veranderingen in je lichaam plaats vinden bij lichamelijke inspanning.
  • Je kunt ook aangeven wat een goed uithoudingsvermogen is
  • Je kunt de verbranding in het lichaam beschrijven
  • Je kunt de delen van het ademhalingsstelsel noemen en beschrijven hoe in de longen de gaswisseling verloopt
  • Je kunt aangeven op welke manieren het ademhalings-volume kan worden bepaald

Slide 36 - Tekstslide

Wat verandert er in je lichaam bij lichamelijke inspanning?
  • Je energiebehoefte neem toe, de benodigde energie komt vrij door verbranding
  • Meer verbranding
  • Ademhaling gaat sneller, hart klopt sneller, de huid wordt rood, lichaam wordt warmer (zweten) 

Slide 37 - Tekstslide

Verbranding
Welke stoffen verbruikt het lichaam bij een inspanning?
  • Zuurstof
  • Brandstof (glucose)

Slide 38 - Tekstslide

Verbranding
Welke stoffen worden daarbij geproduceerd? (wat zijn de verbrandingsproducten?)
  • Koolstofdioxide
  • Water

Slide 39 - Tekstslide

Energiebehoefte
Wanneer heb je een hogere energiebehoefte?
  • Bij lichamelijke inspanning
Er is dan veel zuurstof en glucose nodig, er ontstaat meer koolstofdioxide en water. De energie die vrij komt gebruik je om te bewegen (en warm te worden)

Slide 40 - Tekstslide

Ademhalingstelsel
Functie: Opnemen van zuurstof (O2) en afgifte van koolstofdioxide (CO2)

Slide 41 - Tekstslide

Neusholte
Mondholte
Keelholte
Luchtpijp
Bronchiën
Strottenhoofd
Long
Middenrif
Luchtpijptakje
Longblaasjes

Slide 42 - Tekstslide

Longblaasjes
  • Zuurstof wordt opgenomen in het bloed
  • Koolstofdioxide wordt opgenomen in de lucht van de longblaasjes
  • Gaswisseling vindt snel plaats door:
  • dunnen wand longblaasjes en longhaarvat
  • alle longblaasjes samen hebben een groot oppervlak (16m gebied voetbalveld)

Slide 43 - Tekstslide

Bepaling ademhalingsvolume
De hoeveelheid lucht tijdens een in-en uitademing
Vitale capaciteit: De maximale hoeveelheid
Longvolume: De vitale capaciteit + de lucht die in de longen achterblijft
Maximale zuurstofopname: De hoeveelheid zuurstof die per minuut kan worden opgenomen

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide