Aan het einde van de les weet je wat een zuur en een base is
Aan het einde van de les weet je wat de pH/zuurgraad is
Aan het einde van de les weet je hoe je de pH kunt bepalen
Slide 2 - Tekstslide
pH= zuurgraad van een oplossing
De pH kan je aangeven met een getal tussen de 0 en 14.
Een oplossing kan zuur, neutraal of basisch zijn.
Slide 3 - Tekstslide
Wat is zuur ?
Een zure oplossing smaakt zuur en kan bijtend voelen op je huid. De zuurgraad (pH-waarde) geeft aan hoe zuur een oplossing is. Zuur: pH < 7
Slide 4 - Tekstslide
Voorbeelden zuur(zure stof)
Denk aan citroenzuur, azijn, maagzuur, zoutzuur, augurken en zure matjes.
Slide 5 - Tekstslide
Base
Basische oplossingen zijn het tegenovergestelde van een zure oplossing.
De pH ligt tussen de 7 en 14. Hoe basischer een oplossing, hoe hoger de pH.
Slide 6 - Tekstslide
Base
Een basische smaak is moeilijk voor te stellen.
Broccoli is een groente met een basische smaak.
Maar een simpeler voorbeeld is vaak zeep.
Slide 7 - Tekstslide
Schoonmaakmiddelen
Zuren: kalkaanslag verwijderen
Basen: vet oplossen (gootsteenontstopper, ammonia)
Slide 8 - Tekstslide
Wat is neutraal ?
Een neutrale oplossing is niet zuur en niet basisch. Een neutrale oplossing is niet schadelijk.
Een oplossing met een te lage pH (zuur) of met een te hoge pH (base) hebben een bijtende werking en tasten je huid aan.
Slide 9 - Tekstslide
Indicatorpapier
De pH kun je meten met pH-papier. Dit papier verkleurd afhankelijk van de pH-waarde. In het papier zit een indicator die verkleurd. Een indicator is een stof waarmee je andere stof kunt aantonen.