Spelling H6 (,:") 1HV

Spelling hoofdstuk 6
Planning:
  • Herhalen H5 spelling
  • Uitleg + oefenen H6 spelling
  • Zelfstandig werk

Doelen:
  • Je weet hoe je de komma, dubbele punt en aanhalingstekens gebruikt.
  • Je weet wat directe en indirecte rede is.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spelling hoofdstuk 6
Planning:
  • Herhalen H5 spelling
  • Uitleg + oefenen H6 spelling
  • Zelfstandig werk

Doelen:
  • Je weet hoe je de komma, dubbele punt en aanhalingstekens gebruikt.
  • Je weet wat directe en indirecte rede is.

Slide 1 - Tekstslide

Welk stoffelijk BN is fout gespeld?
A
nylon
B
stenen
C
gietijzeren
D
pluche

Slide 2 - Quizvraag

A nylon
B stenen
C gietijzeren
D pluche

Waarom zijn A, B en C goed en is D fout?

Slide 3 - Tekstslide

Welke lange vorm van het BN is fout gespeld?
A
ideale
B
langwerpige
C
Frieze
D
commerciële

Slide 4 - Quizvraag

A ideale
B langwerpige
C Frieze
D commerciële

Waarom zijn A, B en D goed en is C fout?

Slide 5 - Tekstslide

Komma, dubbele punt en aanhalingsteken
(Correct leestekengebruik kan iemands leven redden.)

Slide 6 - Tekstslide

Komma, dubbele punt en aanhalingsteken
Waarom een komma?
  • Kan een zin een andere betekenis geven.
  • Maakt een zin beter leesbaar.
Wanneer een komma?
  • Tussen twee persoonsvormen. (Als ik loop, ren ik niet.)
  • Tussen twee delen van een opsomming, maar niet voor 'en'. (3, 4 en 5)
  • Tussen een naam of uitroep en de rest van de zin. (Ben je ziek, Eva?)
  • Voor maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra.

Slide 7 - Tekstslide

Komma, dubbele punt en aanhalingsteken
Zonder leestekens:
Nienke zei Peter gaat zaterdag mee naar de film.

Met leestekens:
A. Nienke zei: "Peter gaat zaterdag mee naar de film."
B. "Nienke," zei Peter, "gaat zaterdag mee naar de film."

Wat is het verschil in betekenis tussen A en B?

Slide 8 - Tekstslide

Komma, dubbele punt en aanhalingsteken
Directe rede = iemands woorden letterlijk en direct weergeven (citaat). Het citaat staat tussen aanhalingstekens. Er moet ook vaak een dubbele punt en/of komma bij. De leesteken-regels zijn erg precies!
A. Nienke zei: "Peter gaat zaterdag mee naar de film."
B. "Peter gaat zaterdag mee naar de film," zei Nienke.
C. "Peter," zei Nienke, "gaat zaterdag mee naar de film."
Indirecte rede = weergeven wat iemands woorden waren, niet direct.
A. Nienke zei dat Peter zaterdag mee naar de film gaat.




Slide 9 - Tekstslide

Komma, dubbele punt en aanhalingsteken
Dubbele punt:
  • Voor een opsomming. (Je moet twee dingen doen: lezen en schrijven.)
  • Voor een toelichting. (Lezen is goed voor je: je leert nieuwe woorden.)
  • Voor een citaat. (De docent zei: "Lezen is belangrijk.")
Aanhalingsteken:
  • Bij een citaat. ("Lezen is belangrijk," zei de docent)
  • '  en " zijn beide toegestaan; gebruik wel steeds dezelfde in je tekst.

Slide 10 - Tekstslide

Directe of indirecte rede?

"Raad eens hoeveel ik van je hou?", vroeg Hazeltje aan Grote Haas.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 11 - Quizvraag

Juist of onjuist leestekengebruik:

Roddelen is niet goed want, je kwetst er mensen mee.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Juist of onjuist leestekengebruik?

"Wat jij van plan bent weet ik niet", zei Max, "maar het belooft niet veel goeds".
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Directe of indirecte rede?

Vera vroeg aan Asma waar ze die mooie schoenen had gekocht.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 14 - Quizvraag

Juist of onjuist leestekengebruik:

De docent Nederlands zei tegen Myrna "dat ze veel beter haar best moest doen."
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Juist of onjuist leestekengebruik:

Voor mijn verjaardag wil ik graag: make-up, een boek, en cadeaubonnen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Juist of onjuist leestekengebruik:

Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Aan het werk!
Maak van Spelling H6 opdr. 1 t/m 3 en 5.

Klaar? Werk verder aan je literatuurdossier.
Literatuurdossier inleveren: week 24 (13-17 juni). 

Slide 18 - Tekstslide