250211 Formuleren §3

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Welkom V2b!

Deze spullen heb ik nodig:

• leesboek
• schrift
• iPad
• etui

Wat gaan we doen?

• Lezen (10 min)
• Formuleren §3 (30 min)

Leerdoel

Ik gebruik synoniemen en verwijswoorden om te variëren in woordgebruik.

Opdracht(je)

Praten, praten en nog eens praten. Welke synoniemen kunnen we gebruiken om de tekst aantrekkelijker te maken?

Uit onderzoek is gebleken dat vrouwen veel meer praten dan mannen en ook over heel andere dingen praten. Praten blijkt voor beide geslachten een andere functie te hebben. 

Breng variatie aan

1. Synoniem = een ander woord met dezelfde betekenis (asiel/dierenopvang)
   
   
2. Gebruik een woord dat ongeveer hetzelfde betekent = hond / viervoeter / beestje
   
   
3. Verwijswoorden = hij, zij, haar, hem, het, ze, daar, er, hun, hen

Wat is er hier 'mis'?

Twee kwajongens kwamen bij mijn moeder belletje trekken. Ze liep voor niets naar de deur. De vlegels belden nog eens aan. Moeder opende voor de tweede keer de deur. Niemand. Ze verstopte zich achter het gordijn. De rekels belden opnieuw aan. Moeder deed onmiddellijk open. Ze pakte één belhamel bij de arm. Ze zei: ‘Kom jij maar binnen, doerak.’ Moeder liet de schavuit een kwartier lang in de hal staan. Hij ontliep zijn straf dus niet, de schobbejak.

Leerdoel

Dit weet/kan ik al:

• Ik gebruik synoniemen en verwijswoorden om te variëren in woordgebruik.

Dit leer ik vandaag:

• Ik kan variëren in zinsopbouw om mijn tekst aantrekkelijker te maken.

Variëren in zinsopbouw

• Onderwerp - Persoonsvorm - Ander zinsdeel (OPA)

Twee kwajongens kwamen bij mijn moeder belletje trekken.

• Ander zinsdeel - Persoonsvorm - Onderwerp (APO)
  

Bij mijn moeder kwamen twee kwajongens belletje trekken.

• Persoonsvorm - Onderwerp - Ander zinsdeel (POA)
  

Kwamen twee kwajongens bij mijn moeder belletje trekken?

• Persoonsvorm - Ander zinsdeel (PA)

Oefenen

Opdracht: 
Maak online:

Cursus 6 - Formuleren §1 > opdracht 1, 3 en 5 (herhaling brugklas)

Cursus 6 - Formuleren §2 > opdracht 3

Cursus 6 - Formuleren §3 > opdracht 2 t/m 5

Hoe: Kijk naar het stoplicht. Rood = alleen werken, Oranje = zachtjes overleggen

Wat: iPad

Klaar? Lees het nieuws op www.nu.nl

Volgende les

Volgende les:

• Formuleren §4
• Thema C §1+2