Quiz sportmassage en sportverzorging deel 2

Waar wordt naar gekeken tijdens een inspectie?
A
Verschillen in links en rechts
B
Verdikkingen
C
Infecties
D
Allen antwoorden zijn juist
1 / 24
volgende
Slide 1: Quizvraag
WelzijnMBOStudiejaar 3,4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Waar wordt naar gekeken tijdens een inspectie?
A
Verschillen in links en rechts
B
Verdikkingen
C
Infecties
D
Allen antwoorden zijn juist

Slide 1 - Quizvraag

Bij de gezondheidsanamnese wordt er gevraagd naar de ontwikkeling van de gezondheid vanaf de geboorte tot heden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Bij een massage van de bovenste extremiteit, werk je van onder naar boven of van boven naar beneden.
A
boven naar beneden
B
beneden naar boven
C
volgorde maakt niet uit

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een anamnese?
A
kijken waarom een cliënten bij je komt
B
het inwinnen van informatie
C
meten of ze wel genoeg bewegen

Slide 4 - Quizvraag

Wat staat er in een gezondheidsanamnese?
A
hoeveel keer per week de cliënt traint
B
komen de klachten tijdens of na de training
C
gebruik van medicijnen

Slide 5 - Quizvraag

Kun je contra indicaties voor zijn, zonder anamnese?
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

welke massage techniek doe je als enigste waarbij je werkt van boven naar beneden?
A
palperen
B
petrissages
C
intermitterend drukken
D
effleurages

Slide 7 - Quizvraag

wat is de volgorde van handgrepen van masseren?
A
lengte, cirkel, dwars
B
dwars, lengte, cirkel
C
lengte, dwars, cirkel
D
cirkel, lengte, dwars

Slide 8 - Quizvraag

bij welke techniek hoort het woord ‘battere á lair comprimé’?
A
hakken
B
kloppen
C
slaan

Slide 9 - Quizvraag

Waar bestaat de schoudergordel uit?
A
Schoudergewricht-sleutelbeen-schouderblad-opperarmbeen
B
Schouder gewricht- borstspier-rugspier
C
Alleen het schoudergewricht

Slide 10 - Quizvraag

Welke doekverbanden kennen we bij de bovenste extremiteit?
A
Mitella
B
Mitella en brede das
C
Brede das
D
geen van allen antwoorden

Slide 11 - Quizvraag

Wat kan bijvoorbeeld veroorzaak zijn van een tenniselleboog?
A
Verkeerde techniek, te lichte racket, verkeerde bespanning
B
Te zwarte racket, te dik handvat, verkeerde bespanning
C
Verkeerde techniek, te zware racket, te dik handvat, verkeerde bespanning
D
Verkeerde techniek, te zware racket, te dik handvat, te lichte racket

Slide 12 - Quizvraag

Hoe worden verwondingen aan extremiteiten (armen en benen) verbonden?
A
altijd naar boven
B
Ligt aan de plek
C
armen naar onderen en benen naar boven
D
armen naar boven en benen naar boven

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van het aanbrengen van een snelverband?

1. Verpakking op de aangeven wijze losmaken (gewoon papier openscheuren)
2. Het verbandpakje tussen de vingers nemen
3. Op ongeveer 15 cm. Naast/boven de wond brengen. De plakstrip op de juiste plaats vastkleven met gaaskussen op de wond leggen.
4. Daarna met het gaasverband met kaaskussen vastzetten, zodanig dat de eerste toeren (boven en onder) de randen van het kussen voor de helft bedekken, terwijl de andere helft van het verband op de huid komt.
A
1-3-2-4
B
1-2-3-4
C
1-2-4-3
D
2-1-3-4

Slide 14 - Quizvraag

Wat gebeurd er bij een slagaderlijke bloeding?
A
het bloed komt stootsgewijs
B
het bloed komt met enige kracht uit de wond
C
A en B zijn juist
D
A en B zijn onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Wat gebeurd er bij een aderlijke bloeding?
A
het bloed stroomt gelijkmatig
B
geen druk meer aangetroffen in de aderen
C
A en B zijn juist
D
A enB zijn onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Wat gebeurd er bij een haarvatenbloeding?
A
sijpelt het bloed uit de wond
B
er vindt stolling plaats
C
A en B zijn juist
D
A en B zijn onjuist

Slide 17 - Quizvraag

er wordt een advies gegeven welke hoeveelheden er aanwezig moeten zijn in ons voedsel. welke is juist?
A
30% vetten 13% eiwitten 57% koolhydraten
B
50% koolhydraten 20% eiwitten 30% vetten
C
60% koolhydraten 10% eiwitten 30% vetten
D
50% koolhydraten 13% eiwitten 37% vetten

Slide 18 - Quizvraag

de ziekte die door de levende wezens veroorzaakt wordt staat bekend als infectieziekte, welke zijn dit?
A
Bacteriën en schimmels
B
Virussen en schimmels
C
Virussen en parasieten
D
Alle genoemde antwoorden zijn juist.

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekend "dermatoom"?
A
Het spiergebied
B
Het huidgebied
C
Het botgebied

Slide 20 - Quizvraag

Wat wordt onder reflectorische verklaring verstaan?
A
Het vrijkomen van stofjes door het toedienen van prikkels.
B
Invloed van de prikkel op het zenuwstelsel
C
Het geven van strijkingen op de huid

Slide 21 - Quizvraag

wat is de algemene opbouw bij het aanleggen van een tapebandage?
A
basisstroken-fixatiestroken-werkstroken
B
basisstroken-werkstroken-fixatiestroken
C
werkstroken-basisstroken-fixatiestroken
D
werkstroken-fixatiestroken-basisstroken

Slide 22 - Quizvraag

wat is 1 van de factoren waardoor je ziet dat het herstel van spier is bereikt?
A
als er geen contracturen zijn
B
een normale bewegingspatroon
C
volledige passieve bewegingsmogelijkheden
D
volledige actieve bewegingsmogelijkheden

Slide 23 - Quizvraag

wat zijn de doelen van de bandages
A
steun geven
B
bescherming
C
voorkomen van bepaalde bewegingen
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 24 - Quizvraag