Zouten oefenvragen

• Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

 Zouten: eigenschappen van zouten 

3 soorten stoffen:

1. metalen

2. moleculaire stoffen

3. zouten

            Zouten bestaan uit ionen: een ion is een atoom met een   

            positieve of negatieve lading.

Metalen

Niet-metalen

10.1 Zouten: eigenschappen van zouten 

Geleidt deze stof stroom?

C​6​​H​12​​O​6​​(aq)

1. ja, het is een zout
2. nee, het is een zout
3. ja, het is een moleculaire stof
4. nee, het is een moleculaire stof

Wat voor
soort stof
is dit?

1. Zout
2. Metaal
3. Moleculaire stof

Welke stoffen geleiden WEL stroom. 

Vloeibare moleculaire stof

Vloeibaar metaal

Vast zout

Vloeibaar zout

Vast metaal 

Vaste moleculaire stof

Deel de volgende stoffen in bij de juiste groep.

TIP: uit welke atomen is de stof opgebouwd?

METALEN

ZOUTEN

MOLECULAIRE STOFFEN

water

natriumjodide

koperoxide

calcium

koolstof

methaan

goud

kaliumfluoride

kwik

ZOUTEN

MOLECULAIRE STOFFEN

natriumjodide

CuO

NH3

methaan

KF

NH4+

Ionen

1. Geladen moleculen
2. moleculen
3. Atomen
4. Geladen Atomen

Geleid een moleculaire stof stroom?

1. nooit
2. alleen in opgeloste vorm
3. opgelost en gesmolten
4. altijd

Positief geladen ionen bestaan uit

1. niet-metalen (binas geel)
2. niet-metalen (binas blauw)
3. metalen (binas geel)
4. metalen (binas blauw)

negatief geladen ionen bestaan uit

1. niet-metalen (binas geel)
2. niet-metalen (binas blauw)
3. metalen (binas geel)
4. metalen (binas blauw)

Opbouw van zouten

Vaste zouten hebben een kristalrooster.

Naam zout:

eerst metaal, dan niet-metaal

Natrium-Chloride (rationeel)

keukenzout (triviaal)

Zoutoplossingen

zouten bestaan uit positieve en negatieve Ionen (geladen deeltjes)

Vaste zouten geleiden geen stroom. Vloeibaar of gesmolten wel.

zouten (ionaire stoffen)

metaal  met  niet-metaal

(blauw)            (geel)

10.1 Zouten: eigenschappen van zouten 

Dus zouten hebben de volgende eigenschappen:

• Zouten zijn opgebouwd uit positieve en negatieve ionen
• Zouten hebben een kristalrooster
• Zouten zijn bij kamertemperatuur vast
• Zouten hebben hoge smeltpunten
• Gesmolten en opgelost geleiden zouten stroom
• vaste zouten geleiden geen stroom
• de totale lading van een zout is nul

Geef de oplosvergelijking van

K​2​​(CO​3​​)

Geef de indampvergelijking van kwik(II)chloride-oplossing

Zelf oefenen

Je mengt oplossingen van

1. koperchloride en zilvernitraat
2. kaliumchloride en natriumsulfaat
   
3. bariumchloride en natriumcarbonaat
   

Aan de slag:

maken ; extra oefenen blz. 258-259

ben je klaar?

maak de opgaven van examentraining