Thema 3: Ordening paragraaf 1

Thema 3 Ordening
3.1 Steeds kleinere groepen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 3 Ordening
3.1 Steeds kleinere groepen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  1. Herhaling
  2. Klassikaal met de leerstof bezig
  3. Oefenvragen
  4. Zelf aan de slag met paragraaf 1
  5. Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de betekenis van biologie?
A
De leer van de mens
B
De leer van de dood
C
De leer van het leven
D
De leer van het levenloze

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een organisme?

Slide 4 - Open vraag

Wat is het verschil tussen dood en levenloos?

Slide 5 - Open vraag

Wat is NIET een van de 7 levenskenmerken?
A
Ademhalen
B
Uitscheiden
C
Voeden
D
Slapen

Slide 6 - Quizvraag

Leerdoelen 3.1
1. Je kunt organismen indelen in hoofdgroepen en rijken
2. Je kunt celkenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën
3. Je kunt de groepen noemen die ontstaan bij de verdere indeling van een rijk

Slide 7 - Tekstslide

Inleiding
Biologen delen organismen in groepen in.
Dat doen ze om overzicht te krijgen.
Ze kijken naar de kenmerken van organismen.
Kijk maar eens goed naar de afbeelding op de volgende slide.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

 Organismen ordenen
De dieren op de afbeelding kan je in groepen delen. 
Dat kan op verschillende manieren.
Je kan kijken naar de kleur
Alle groene dieren komen dan bij elkaar in 1 groep.
Je kunt ook kijken hoeveel poten het dier heeft, of wat voor huid.

Slide 10 - Tekstslide

Organismen ordenen
De kleur is een kenmerk van het dier. 
Ook het aantal poten en de huidsoort zijn kenmerken.

Een kenmerk is een eigenschap waaraan je een organisme kunt onderscheiden van andere organismen

Als je organismen ordent, verdeel je ze in groepen.
In elke groep komen organismen met hetzelfde kenmerk.

Slide 11 - Tekstslide

Hoofdgroep en rijken
Biologen gebruiken de kenmerken van cellen om organismen te ordenen. Ook kijken ze naar de kenmerken van het DNA.

Organismen worden eerst in twee hoofdgroepen ingedeeld:
Prokaryoten en Eukaryoten

Slide 12 - Tekstslide

Prokaryoten
Geen celkern

In te delen in twee rijken:

Slide 13 - Tekstslide

Celkenmerken
Bacteriën en archea zijn eencellig: ze bestaan uit één kleine cel

De meeste eukaryoten zijn ook eencellig. Maar organisme kan ook meercellig zijn (planten, dieren en schimmels)

Slide 14 - Tekstslide

Celkenmerken
Bij indelen van organismen kijken biologen naar de kenmerken van cellen:

1. Celkern: De cellen van eukaryoten hebben een celkern. De cellen van prokaryoten niet
2. Celwand: Dieren hebben celwand om hun cellen. De cellen van bacteriën, archea, schimmels en planten hebben wel een celwand
3. Bladgroenkorrels: Veel cellen van planten hebben bladgroenkorrel in het cytoplasma. De rest van de rijken hebben geen bladgroenkorrels

Slide 15 - Tekstslide

Rijken
Celkern
Celwand
Bladgroenkorrels
Celmembraan
Bacteriën
X
X
Archea
X
X
Chromista
X
soms
soms
X
Protozoa
X
X
Schimmels
X
X
X
Planten
X
X
X
X
Dieren
X
X

Slide 16 - Tekstslide

Steeds kleinere groepen


Elk rijk kun je verder delen in steeds kleinere groepen

Slide 17 - Tekstslide

Vertakkingsschema

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen prokaryoten en eukaryoten?

Slide 19 - Open vraag

Welke rijken zijn meercellig? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Planten
B
Dieren
C
Bacteriën
D
Schimmels

Slide 20 - Quizvraag

Welke rijk heeft nooit een celwand?
A
Chromista
B
Schimmels
C
Planten
D
Dieren

Slide 21 - Quizvraag

Wat voor soort cel zie je hier?
A
Dierlijke cel
B
Schimmel cel
C
Plantaardige cel
D
Bacterie

Slide 22 - Quizvraag

Zelf aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 6 van paragraaf 3.1


Slide 23 - Tekstslide

Vragen?

Slide 24 - Tekstslide