Les 1 Fictie

Fictie
Doelen:
Psychisch perspectief
Tijdsperspectief
Argumenten:
realistische
emotieve
morele
Les 1
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Fictie
Doelen:
Psychisch perspectief
Tijdsperspectief
Argumenten:
realistische
emotieve
morele
Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Voorlezen
Lees mee met tekst 1 op blz. 8/9
Denk terwijl je meeleest na over de volgende vragen.
Wie is de hoofdpersoon?
Welke twee dingen kom je over die persoon te weten?
Wat weet je over de andere persoon in het verhaal?
Waar en wanneer speelt het verhaal zich af?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Theorie:  Psychisch perspectief
De gebeurtenissen in een verhaal lees je altijd vanuit het standpunt / de ogen van iemand anders. 
Vaak is dit de hoofdpersoon, maar niet altijd. 
Dit standpunt van vertellen heet psychisch perspectief. 
Hieronder lees je meer over de verschillende perspectieven.











Slide 4 - Tekstslide

ik-perspectief / ik-verteller
Je leest het verhaal vanuit een personage dat vertelt vanuit de ik-vorm.

Voorbeeld: ‘Ik ging na de zomer weer naar school en had er veel zin in.’

Slide 5 - Tekstslide

personaal perspectief / hij-verteller
Je leest het verhaal vanuit een personage dat vertelt vanuit de hij- of zij-vorm.

Voorbeeld: ‘Tanja ging na de zomer weer naar school en ze had er veel zin in.’

Slide 6 - Tekstslide

auctoriaal perspectief
Je leest het verhaal niet vanuit een personage uit het boek, maar vanuit een soort verteller die alles van iedereen weet, en die ook weet wat er eerder is gebeurd en wat er nog zal gebeuren. Je leest hier vaak een hij- of zij-vorm.
Voorbeeld: ‘Tanja ging na de zomer weer naar school. Ze had er veel zin in, maar ze wist natuurlijk niet wat voor een leed haar te wachten stond.’

Slide 7 - Tekstslide

meervoudig perspectief
Je leest het verhaal vanuit meerdere personages.
Er kunnen dus ook meerdere verhaallijnen zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Theorie:  Tijdsperspectief
Dit is het moment waarop het verhaal verteld wordt. 
Twee mogelijkheden:
Met de gebeurtenissen mee.
Achteraf verteld. De verteller kent de afloop al, hij kan dus wisselen tussen heden en verleden.

Slide 9 - Tekstslide

Theorie: ARGUMENTEN
Realistische: De werkelijkheid lijkt echt / niet echt.
Vb: Ik vond de hoofdpersoon uit dit boek helemaal niet overkomen als een echt persoon. Eigenlijk had hij maar 1 karaktereigenschap...hij was heldhaftig.
Emotieve: Het boek grijpt je (niet) aan, je leeft (niet) erg mee.
Vb: Ik kon me niets voorstellen bij die blijdschap. Er was niets om vrolijk over te zijn.
Morele: Je bent het helemaal (niet) eens met de normen/waarden uit het boek. (zie filmpje voor normen..)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Citeer een zin uit tekst 1 bij je antwoord op vraag 5a.

Slide 12 - Open vraag

Door wiens ogen bekijk je de gebeurtenissen van 'Dansen in diep water?'

Slide 13 - Open vraag

Van welk psychisch perspectief is dus sprake?

Slide 14 - Open vraag

Recensie geschreven bij het verhaal
Je wordt echt aan het denken gezet door dit boek: je vraagt je af hoe je zelf zou reageren als je na een ongeluk op een onbewoond eiland terechtkwam en of je ook je vriendinnen zou verraden als het echt op overleven aankwam.

Wat voor soort argument wordt hier gebruikt?

Slide 15 - Tekstslide

Wat voor soort argument?
A
realistisch
B
emotief
C
moreel

Slide 16 - Quizvraag

Aan de slag...zelf schrijven.
a Stel, je komt door een vliegtuigramp op een onbewoond eiland terecht. Je mobiele telefoon werkt natuurlijk niet. Bedenk wat je gaat doen. Noteer minimaal twee activiteiten die je dan kunt doen.

b Bedenk wat jij zou denken in die situatie. Waar zou je bang voor zijn, waar zou jij je zorgen over maken? Noteer minimaal twee gedachten die je zou hebben.

c Welke vaardigheden heb je nodig om je te redden in zo’n situatie? Neem twee van je vrienden of vriendinnen in gedachten. Noteer hun namen en beschrijf wat zij goed en niet zo goed zouden kunnen om te overleven op een onbewoond eiland.




Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag...zelf schrijven.
d Schrijf nu een kort verhaal waarin jij met je vrienden de hoofdrol speelt. Jullie zijn net als de personages in Dansen in diep water na een vliegtuigramp op een onbewoond eiland terechtgekomen.
• Verwerk de antwoorden die je hebt gegeven bij opdracht 10a tot en met 10c in je verhaal.
• Gebruik ongeveer 300 woorden.
• Zorg voor spanning in het verhaal: zorg ervoor dat de lezer wil doorlezen.

Slide 18 - Tekstslide

HUISWERK
De opdracht van hiervoor moet je getypt op een A4 meenemen naar de volgende les.

Tot de volgende les!

Slide 19 - Tekstslide