adverbs

H6 Lesson 2
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H6 Lesson 2

Slide 1 - Tekstslide

Today's lesson
Grammatica
Ezelsbruggetjes
Opdracht 5 & 6 maken en bespreken
Zelfstandig werken opdrachten 7 t/m 12
 

Slide 2 - Tekstslide

Lesson targets
Na deze les kan je verschillende soorten bijwoorden herkennen en in een zin plaatsen.

Slide 3 - Tekstslide

We always eat sandwiches for lunch.
Wat is hier het bijwoord?

Slide 4 - Open vraag

Wat is een bijwoord eigenlijk?/Waar zegt een bijwoord iets over?

Slide 5 - Open vraag

Bijwoord (Adverb)
Een bijwoord is een woord dat iets zegt over:
1. Een ander bijwoord
2. Een bijvoeglijk naamwoord
3. Een hele zin
4. Een werkwoord

Slide 6 - Tekstslide

Adverbs 
Adverbs of frequency
Adverbs of degree
Adverbs of manner
Adverb of place
Adverb of time

Slide 7 - Tekstslide

Adverbs of frequency
Hoe vaak iets gebeurt.
Never, ever, often, sometimes, ussually etc.

Waar in de zin?
Voor het hoofdwerkwoord
na een vorm van to be
Vincent is always playing guitar.


Slide 8 - Tekstslide

My brother is late. - Always
(Schrijf de zin over en plaats het bijwoord op de juiste plek.)

Slide 9 - Open vraag

She loses her wallet. - Often
(Schrijf de zin over en plaats het bijwoord op de juiste plek.)

Slide 10 - Open vraag

Adverbs of degree
In welke mate iets gebeurt.
Very, almost, just, terribly etc.

Waar in de zin?
Voor het woord waar het iets over zegt.
Kate is very beautiful.


Slide 11 - Tekstslide

He was leaving. - Just
(Schrijf de zin over en plaats het bijwoord op de juiste plek.)

Slide 12 - Open vraag

Adverb of manner
Bijwoorden die iets zeggen over hoe iets gebeurt.
Vaak zet je -ly achter het bijvoegelijk naamwoord.
Slowly, beautifully, extremely etc.

Waar in de zin?
Na het hoofdwerkwoord of voorwerp.
He ran slowly


Slide 13 - Tekstslide

The students are listening. - Atttentively
(Schrijf de zin over en plaats het bijwoord op de juiste plek.)

Slide 14 - Open vraag

Korte samenvatting:
Adverb of frequency: Hoe vaak iets gebeurt.
Voor een hoofdwerkwoord/ na een vorm van to be.
They are always late.
Adverb of degree: In welke mate iets gebeurt.
Voor het woord waar het iets over zegt.
Kate is very beautiful.
Adverb of manner: Hoe iets gebeurt.
Na het hoofdwerkwoord of voorwerp
He ran slowly

Slide 15 - Tekstslide

Adverb of frequency
Adverb of manner
Adverb of degree
I am never angry.
He drives slowly.
They were almost finished

Slide 16 - Sleepvraag

Adverb of place
Bij woorden die iets zeggen over waar of waarheen. 

Waar in de zin?
Achteraan behalve als er een adverb of time in de zin staat.
I left my key in my room

Slide 17 - Tekstslide

Adverb of time
Bijwoorden die iets zeggen over wanneer iets gebeurt.

Waar in de zin?
Meestal achteraan.
Als je meer nadruk op de tijd wil leggen vooraan de zin. 

Slide 18 - Tekstslide

Adverb of time and adverb of place

Als ze allebei in een zin staan dan komt de plaats voor de tijd. 
P komt voor T in het alfabet.

I left my keys in my room yesterday.


Slide 19 - Tekstslide

Ezelsbruggetjes
P komt voor de T.

F, D, M, P, T

Slide 20 - Tekstslide

Samenvatting
Adverb of frequency: Hoe vaak iets gebeurt.
Voor een hoofdwerkwoord/ na een vorm van to be.
Adverb of degree: In welke mate iets gebeurt.
Voor het woord waar het iets over zegt.
Adverb of manner: Hoe iets gebeurt.
Na het hoofdwerkwoord of voorwerp
Adverb of place: Waar of waarheen.
Achteraan de zin, behalve als er een adverb of time in de zin staat.
Adverb of time: Wanneer iets gebeurt. 
Vooraan de zin als er nadruk op ligt, anders achteraan de zin. 

Slide 21 - Tekstslide

Ezelsbrug

Slide 22 - Woordweb

Zelfstandig werken
Opdracht 5,6 & 7
(Klaar?-> begin aan 8 & 9)
 
Bespreken van 5 & 6 
Daarna gezamenlijk 10
Zelfstandig werken-> 7, 8, 9, 11  & 12

Slide 23 - Tekstslide